Stagevergoedingen
Meer studenten krijgen stagevergoeding
Verschillen
Het aandeel studenten in het mbo en hbo dat een stagevergoeding ontvangt, neemt toe met het onderwijsniveau. In het afstudeerjaar 2022/’23 ontving 22% van de mbo-entree-studenten een stagevergoeding tegenover 66% van de studenten bij een mbo-4-opleiding en 76% bij een hbo-bacheloropleiding. Daarnaast zijn er ook grote verschillen tussen opleidingsrichtingen. Binnen mbo-4 ontvangt 94% van alle studenten binnen het domein bouw en infra een stagevergoeding tegenover 26% binnen het domein uiterlijke verzorging. Bij hbo zijn de grootste verschillen te zien tussen de opleidingsrichting techniek, industrie en bouwkunde (89%) en de opleidingsrichting taalwetenschappen, geschiedenis en kunst (34%).
Hoogte stagevergoedingen
De stagevergoeding per maand over de onderzochte periode is weliswaar gestegen, maar gemiddeld onvoldoende om de hoge inflatie van de laatste jaren bij te houden. De hoogte van de vergoedingen loopt ook sterk uiteen. In het studiejaar 2022/’23 ontvingen mbo-entree-studenten gemiddeld 110 euro per maand tegenover gemiddeld 359 euro per maand voor universitaire masterstudenten. Dit verschil is deels te verklaren doordat mbo-studenten gemiddeld minder uren stage lopen. Ook binnen verschillende opleidingsrichtingen lopen de bedragen uiteen. Zo ontvangen mbo-3-studenten in de zorg gemiddeld een stagevergoeding van 178 euro per maand, terwijl studenten met hetzelfde onderwijsniveau in de bouw 337 euro krijgen.
Achtergrondkenmerken
Van de onderzochte achtergrondkenmerken blijkt vooral het huishoudinkomen van de ouders samen te hangen met het ontvangen van een stagevergoeding. Studenten met ouders met een relatief hoger huishoudinkomen ontvangen vaker een stagevergoeding tijdens hun studie. Dit is deels te verklaren door verschillen in het soort opleiding dat deze studenten kiezen. De relatie met andere kenmerken, zoals migratieachtergrond en leeftijd, is beperkter en niet eenduidig.
Het onderzoek ‘Stagevergoedingen’ is uitgevoerd op verzoek van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.