Gebouwde omgeving
Verschillen op de woningmarkt en aanbodbeleid
De eerste richting voor onderzoek betreft het in kaart brengen van verschillen op de woningmarkt. Op basis van gekoppelde microdata kan in kaart gebracht worden in hoeverre woningen een bron zijn voor ongelijkheid op basis van vierkante meters per inwoner, scheefwonen, vermogen, fiscale voordelen, arbeidsmarkt en mobiliteit. Deze onderzoeksrichting levert kennis op over de verdeling van woonruimte en de rol van instituties in Nederland. Het CPB wil ook het beleid gericht op de aanbodkant van de woningmarkt verder onderzoeken. In de publieke en beleidsmatige discussie is men het erover eens dat er meer woningen in Nederland nodig zijn. De bouw van woningen komt echter niet makkelijk op gang waarbij regulering en de belangen van veel verschillende partijen een rol spelen. Er kan een conceptuele analyse gemaakt worden van wat de effecten zijn van de regulering van bijvoorbeeld de grondmarkt. Daarnaast kan in een empirische analyse bekeken worden hoe groot de effecten zijn van restricties die uit regulering volgen. Het onderzoek levert kennis op over de werking van de markten voor woningbouw en de omvang van de effecten.
Infrastructuur, woningbouw en brede welvaart
Maatschappelijke uitdagingen voor de gebouwde omgeving worden complexer omdat vaak meerdere uitkomsten tegelijk beschouwd dienen te worden. Steeds vaker dienen naast een doel van verbeterde mobiliteit of meer woningen ook andere uitkomsten beschouwd te worden, zoals effect op economische groei en leefbaarheid. Het CPB wil beter in kaart brengen wat de leefbaarheidseffecten zijn van infrastructuur. In empirische studies over de ondertunnelingen in Maastricht en Delft heeft het CPB aangetoond dat investeringen in infrastructuur een aanzienlijk effect kunnen hebben op de waarde van omliggend vastgoed. Met vervolgonderzoek wil het CPB uitwerken welke onderliggende mechanismen belangrijk zijn. De onderzoeksrichting levert kennis op over hoe huiseigenaren de effecten op de leefomgeving waarderen. Eenzelfde methodologie kan ook toegepast worden voor effecten op lokale werkgelegenheid en bedrijvigheid. Ook is het mogelijk een algemeen evenwichtsmodel met mobiliteitsgedrag, huizenprijzen en lonen te schatten. Deze onderzoeksrichting levert kennis op over de omvang van economische effecten van investeringen in infrastructuur, de effecten van restricties op bouwbeleid en de effecten van risico’s van bodemdaling en wateroverlast op huizenprijzen. Inzichten kunnen vertaald te worden naar kengetallen voor MKBA’s en voor aanvullingen op de leidraad voor MKBA’s op het gebied van woningbouw en infrastructuur.
Mobiliteit en de energietransitie
Het derde speerpunt betreft de gevolgen van de energie- en klimaattransitie voor mobiliteit en de woningmarkt. De vraag is welke opties beleid heeft om trendmatige ontwikkelingen bij te sturen, wat de (fiscale) kosten zijn en welke huishoudens de lasten dragen. Een specifieke onderzoeksrichting betreft de gevolgen van klimaatbeleid voor de overheidsfinanciën en infrastructuur en de mogelijke rol van rekeningrijden. Door de adaptie van emissievrij rijden (EV’s) zullen steeds meer bedrijven en consumenten overstappen naar een meer klimaatneutrale manier van rijden. Enerzijds zal er sprake zijn van grondslagerosie, waarbij huishoudens die de overstap niet maken wel geconfronteerd worden met (relatief) hogere kosten van mobiliteit. Anderzijds wordt het druk op de weg omdat de marginale kosten van emissievrij rijden laag kunnen worden, wat kan leiden tot extra vraag naar infrastructuur.