Gerichte schuldkwijtschelding nodig voor herstel van corona
Pieter Hasekamp
directeur bij het Centraal PlanbureauRisicorapportage
Deze week verscheen de jaarlijkse Financiële Risicorapportage van het CPB. Daaruit blijkt dat het financiële stelsel de coronaschok goed heeft weten op te vangen. Waar in de beginfase van de crisis nog werd gevreesd voor massale faillissementsgolven, met mogelijke besmetting – weer zo’n medische term – van de financiële sector tot gevolg, liggen de zorgen nu eerder bij een te laag aantal bedrijfsbeëindigingen en een verzwakte bedrijvendynamiek. Als het gaat om de positie van huishoudens zien we hetzelfde verschijnsel: het steunbeleid heeft een forse stijging van de werkloosheid en de daarmee gepaard gaande betalingsproblemen voorkomen. In plaats daarvan heeft Nederland te maken met een oververhitte huizenmarkt en een grote hoeveelheid spaargeld dat deels zijn weg vindt naar de financiële markten.
Toch blijven er zorgen. Daarbij gaat het deels om bestaande risico’s die door de coronacrisis zijn versterkt: de stabiliteit van de eurozone, bijvoorbeeld, of cyberveiligheid. Maar deels weten we ook nog niet precies hoe de effecten van de coronacrisis doorwerken, met name als het gaat om de solvabiliteitspositie van bedrijven. In een achtergronddocument bij de Financiële Risicorapportage is geprobeerd die gevolgen te kwantificeren door een simulatie op basis van microdata. Daaruit blijkt dat het aantal bedrijven met een negatief eigen vermogen gemiddeld genomen met slechts 0,2%-punt toeneemt door de coronacrisis. Maar er zijn grote verschillen tussen sectoren: in de horeca wordt de toename geschat op 3%-punt. En er is onzekerheid: door de beperkte beschikbaarheid van data kijkt de analyse alleen naar bv’s, en niet verder dan de situatie op 1 januari 2021. De cijfers vormen daarmee waarschijnlijk een onderschatting van de problematiek.
Overheidssteun
Die onzekerheid is één van de argumenten om het bestaande steunbeleid langer door te trekken. Maar is dat slim? Ik heb daarover eerder een column geschreven en zal die redenering hier niet herhalen. Maar ik wil er wel graag op wijzen dat ik niet alleen gepleit heb voor afbouw van het bestaande steunbeleid, maar ook voor herstelbeleid – voor andere vormen van overheidssteun, dus. Eén van die vormen is het kwijtschelden van schulden. En dan niet generiek, maar gericht, in een publiek-private samenwerking. In een vandaag verschenen coronapublicatie wordt dit idee nader uitgewerkt.
Wat is het idee? In wezen zijn er op dit moment drie typen insolvabele bedrijven te onderscheiden. Allereerst, diegenen die er vóór corona al beroerd voor stonden en alleen dankzij overheidssteun en belastinguitstel hebben weten te overleven. Deze bedrijven zouden normaliter al eerder failliet zijn gegaan en zullen straks alsnog moeten verdwijnen.
Bij de tweede categorie gaat het om bedrijven die het vóór corona goed deden, maar die nu te maken hebben met permanent verslechterde vooruitzichten. Dat kan komen vraagveranderingen als gevolg van corona (bijvoorbeeld als gevolg van een verschuiving van werken op kantoor naar thuiswerken) maar het kan ook hele andere oorzaken hebben, zoals Brexit. Hoe vervelend ook, ook voor deze bedrijven geldt dat zij het uiteindelijk niet zullen gaan redden en dat het in ieders belang is om daar snel duidelijkheid over te krijgen.
De derde groep bedrijven heeft eveneens te maken met een onhoudbare schuldenlast, maar heeft tegelijkertijd een levensvatbaar bedrijfsmodel: het probleem ligt hier niet in het genereren van een toekomstige inkomstenstroom, maar in de rente en aflossing over de in coronatijd opgebouwde schuldenberg. Het zou kapitaalvernietiging zijn om deze ondernemingen alsnog te laten omvallen – om maar niet te spreken over het onnodige leed en de maatschappelijke kosten die daarmee gepaard gaan.
Grootste schuldeiser
Maar hoe onderscheiden we de verschillende groepen, en met name de tweede en derde categorie? De overheid, die door corona vaak de grootste schuldeiser is, is niet per se goed toegerust om de levensvatbaarheid van bedrijven vast te stellen – en al helemaal niet om dat op een snelle manier tot uitvoer te brengen. Gelukkig hoeft dat ook niet: private schuldeisers, en dan met name banken, zijn juist wel gespecialiseerd in het beoordelen van kredietwaardigheid. Een snelle – en slimme – oplossing maakt gebruik van deze marktkennis. Het idee is dat, als banken of andere private schuldeisers een deel van de schuld van een onderneming afschrijven, de overheid zich committeert om automatisch hetzelfde deel, of zelfs iets meer, van de uitstaande publieke schuld ook kwijt te schelden. Daar staat tegenover dat als banken of andere private schuldeisers een faillissement aanvragen, de overheid juist als preferente schuldeiser de openstaande belastingschuld zoveel mogelijk zal proberen te innen. Op die manier worden private schuldeisers maximaal gestimuleerd om levensvatbare bedrijven overeind te houden, met hulp van de overheid, op een wijze die snel uitvoerbaar is.
Het huidige steunbeleid wordt waarschijnlijk met een kwartaal verlengd. Dat geeft de tijd en de plicht om een alternatieve regeling uit te werken, die het herstel kan ondersteunen. De coronacrisis heeft bij een deel van de bedrijven gaten geslagen in het financiële weerstandsvermogen. Het gericht kwijtschelden van schulden is een noodzakelijke en rechtvaardige stap daarin, en kan straks op een effectieve en uitvoerbare wijze vorm krijgen. De NOW kan stoppen, de toekomst is aan de STRAKS (Snelle TegemoetkomingsRegeling Afschrijving en Kwijtschelding Schulden).
Pieter Hasekamp
- meer over Pieter
alle columns en artikelen
Recente CPB columns
- De sleutel tot meer woongenot - Jurre Thiel
- Een prikkelend toekomstperspectief - Jan-Maarten van Sonsbeek
- We kunnen de aarde redden. Maar willen we dat? - Marcel Timmer
alle columns en artikelen