Geluk is niet maakbaar, maar gelijke kansen helpen
Pieter Hasekamp
directeur bij het Centraal PlanbureauMaakt geld dan niet gelukkig? Dat is gelukkig wetenschappelijk onderzocht. Deze maand overleed hoogleraar sociologie Ruut Veenhoven, die als een van de eersten systematisch onderzoek deed naar geluk. Zijn belangrijkste bevindingen: het streven naar geluk is universeel, het individuele geluksniveau is sterk persoonsafhankelijk, maar valt wel consistent te meten. Materiële welvaart – geld – is belangrijk, maar zegt niet alles. In landenranglijsten bestaat een duidelijk verband tussen bruto binnenlands product en geluk: Noordwest-Europa scoort hoog, de meeste Afrikaanse landen zeer laag. Maar er zijn ook uitzonderingen: de Verenigde Staten en de Arabische oliestaten scoren relatief laag gegeven hun hoge bbp, terwijl een land als Costa Rica het relatief juist goed doet.
Leuk weetje: Veenhoven zag betrouwbare ambtenaren, dus de kwaliteit van de overheid, als een belangrijke factor voor het nationale geluk. Ook een goede geestelijke gezondheidszorg en individuele keuzevrijheid dragen positief bij. Verrassend genoeg is de samenhang tussen inkomensgelijkheid en nationaal geluk veel minder eenduidig. Gecorrigeerd op het welvaartsniveau, vond Veenhoven wereldwijd zelfs een licht negatief verband: meer gelijkheid gaat gepaard met minder geluk. Andere wetenschappers komen tot net andere conclusies.
Waarschijnlijk is het oorzakelijk verband tussen gelijkheid en geluk vrij subtiel: goed bestuur en gelijke kansen leiden tot meer welvaart en daarmee tot meer geluk, maar bij hetzelfde welvaartsniveau maakt meer gelijkheid een land niet per se gelukkiger.
Het Centraal Planbureau heeft de afgelopen tijd een aantal onderzoeken gedaan naar ongelijkheid in Nederland. De meest recente, naar intergenerationele vermogensmobiliteit, werd vorige week gepubliceerd. Conclusie is dat de positie van ouders op de vermogensranglijst behoorlijk bepalend is voor de positie die hun kinderen later gaan innemen. Tussen 2006 en 2022 is die samenhang ook nog sterker geworden, met name voor de hoogste vermogens. In totaal wordt ongeveer een derde van de vermogensongelijkheid verklaard door verschillen in het sociale milieu waarin kinderen opgroeien.
Wat bepaalt dat effect? Recent onderzoek, van het CPB en anderen, geeft inzicht in directe en indirecte factoren die een rol spelen. Ouders geven hun kinderen op allerlei manieren iets mee in het leven. Op tweejarige leeftijd bestaat al een duidelijk verschil in ontwikkelingsniveau tussen kinderen van arme en rijke ouders, dat maar deels te verklaren is uit genetische factoren. En in de verdere (school-)loopbaan leiden alle steuntjes in de rug tot een opeenstapeling van ongelijke kansen.
Tel maar op: het begint al vóór de basisschool met een omgeving die leren stimuleert. Tijdens de basisschool en daarna hebben kinderen met rijkere ouders meer toegang tot extra begeleiding en bijles. Ongelijke kansen zijn pijnlijk zichtbaar bij het schooladvies in groep 8, dat voor kinderen van ouders met een lager inkomen lager uitvalt bij dezelfde eindtoetsscore.
In hun verdere studieloopbaan ondervinden kinderen van ouders met een lager inkomen minder financiële steun van hun omgeving, waardoor ze eindigen met een hogere studieschuld. Ze hebben bij stages en de stap naar de eerste baan minder profijt van het netwerk van hun ouders – en ze ontvangen zelfs lagere stagevergoedingen, blijkt uit recent CPB-onderzoek. Ze krijgen minder startkapitaal en schenkingen mee en staan daardoor op achterstand bij het vinden van een woning.
Hoeveel inkomens- en vermogensongelijkheid we als samenleving wenselijk vinden, is uiteindelijk een politieke keuze. Maar het streven naar meer kansengelijkheid heeft een duidelijke economische rationale. Ongelijke kansen zijn gemiste kansen. Als een kind zijn volle potentieel kan realiseren, profiteert niet alleen dat ene individu, maar ook de samenleving als geheel. Waar je wieg staat, is een kwestie van geluk. Maar een gelukkige samenleving is – anders dan de mannen uit Yorkshire suggereren – niet gebaat bij een armoedige jeugd.
Dit essay van Pieter Hasekamp is op vrijdag 27 december 2024 ook gepubliceerd op de opiniepagina van Het Financieele Dagblad.
- meer over Pieter
alle columns en artikelen
Recente CPB columns
- De les van de oliebollentest - Marielle Non
- Van wie is de ruimte? - Jeroen Hinloopen
- Kinderwetje uit 1874 nog steeds actueel - Frits Bos
alle columns en artikelen