12 juli 2024
CPB Column - Pieter Hasekamp

Zonder risico’s staat alles stil

Photo of Pieter Hasekamp
De Nederlandse economie is veerkrachtig gebleken bij de forse schokken van de afgelopen jaren. Dat is de voornaamste conclusie van de vorige maand gepubliceerde risicorapportage financiële markten, die het CPB jaarlijks uitbrengt op verzoek van de Tweede Kamer. Doel is het in kaart brengen van de belangrijkste risico’s in het financiële stelsel die kunnen doorwerken op de Nederlandse economie en omgekeerd.
Pieter Hasekamp
directeur bij het Centraal Planbureau
Photo of Pieter Hasekamp

Op het eerste gezicht bevat de rapportage veel goed nieuws. De coronapandemie, de oorlog in Oekraïne, de energiecrisis, hoge inflatie en een snel gestegen rente – ondanks dat alles bevindt Nederland zich nog altijd op ongeveer hetzelfde, gematigde groeipad dat vóór de coronacrisis werd verwacht.

Opvallend is de ontwikkeling van de schuldposities van de overheid, huishoudens en bedrijven. De overheidsschuld ligt lager dan voor de crises, op zo’n 46% van het bbp. Nederland steekt daarbij gunstig af bij veel andere landen: de Amerikaanse schuld loopt dit jaar op naar 122% bbp, het gemiddelde voor de eurozone bedraagt 89% waarbij met name Zuid-Europa duidelijk hogere schuldquotes kent. 

Daartegenover wordt vaak gesteld dat deze landen, in vergelijking met Nederland, juist veel lagere private schulden kennen. Maar dat is aan het veranderen. De risicorapportage laat zien dat de schuldratio’s van Nederlandse bedrijven sinds 2006 continu afnamen, terwijl andere landen een stabilisatie of stijging laten zien. Voor huishoudens geldt hetzelfde: sinds de financiële crisis vertoont de hypotheekschuld in Nederland een voortdurende daling ten opzichte van de inkomens. 

Vanuit risicoperspectief is dat een goede ontwikkeling. Tegenover de hoge Nederlandse private schulden staan weliswaar bezittingen (voor huishoudens woningen, voor bedrijven kapitaalgoederen), maar zulke ‘lange balansen’ zijn kwetsbaar voor economische schokken. Een plotselinge verandering – stijging van de rente bijvoorbeeld, of daling van inkomen – is dan moeilijk op te vangen, met faillissementen en/of wanbetaling tot gevolg. Als dat op grote schaal gebeurt, kan een onvoorziene reeks van effecten (cascade-effecten) ontstaan die uiteindelijk zelfs de stabiliteit van het financiële stelsel kunnen bedreigen. Dat is wat gebeurde tijdens de kredietcrisis in 2008.

Maar er is ook een andere kant. Geleend geld speelt een belangrijke rol in de economie. Zonder hypotheek wordt de aankoop van een huis voor veel Nederlanders onbereikbaar. Zonder krediet kunnen bedrijven minder investeren, met negatieve gevolgen voor productiviteit en economische groei. Als het moeilijker wordt om aan bankkrediet te komen, zullen huishoudens en bedrijven alternatieve financieringsbronnen zoeken – die niet per se minder risicovol zijn, maar wel duurder. De opkomst van private equity en private credit valt niet los te zien van de steeds hogere toezichtseisen voor de financiële sector.

Het gaat dus om een goede balans vinden tussen het beheersen van risico’s enerzijds en het belang van economische dynamiek en investeringen anderzijds. Dat speelt niet alleen bij de regulering van het financiële stelsel, maar eigenlijk overal in de samenleving. In een eerdere bijdrage pleitte ik voor simpeler beleid: complexe regels zijn in hun uitwerking vaak contraproductief, tegenstrijdig én vergroten de ongelijkheid. Veel regels vinden hun oorzaak in zaken die in het verleden misgingen. Maar hoe begrijpelijk die ‘reparatiereflex’ ook is, we moeten ons ook afvragen hoe ver we willen gaan om risico’s uit te bannen. 

In de klassieke Britse tv-serie ‘Yes Minister’ gaat minister Hacker op bezoek bij een gloednieuw ziekenhuis dat wel een volledige administratieve en technische staf heeft, maar geen patiënten – dat zou maar onhygiënische toestanden geven. De vergelijking met de antiwitwasaanpak bij banken dringt zich op: als banken zich gedwongen voelen elk risico uit te sluiten, wordt  uiteindelijk geen klant meer geaccepteerd.

Moeten we dan maar accepteren dat er af en toe zaken vreselijk misgaan? Dat hangt er vanaf. Het gaat er vooral om bewust te kiezen welk risiconiveau we als samenleving aanvaardbaar vinden – en tegen welke prijs we erger willen voorkomen. Het zou goed zijn om deze risk appetite expliciet mee te nemen bij het formuleren van beleidsdoelstellingen. Dat is nu bijvoorbeeld  al het geval bij het waterbeheer, waar de overstromingskans als norm in de wet is opgenomen. Economische risico’s zijn soms lastiger te kwantificeren, maar ook daar zou het goed zijn om onzekerheden vooraf zo goed mogelijk te benoemen. En één ding is zeker: als er helemaal geen ongelukken mogen gebeuren, gaat er ook niets goed.

Dit essay van Pieter Hasekamp is op vrijdag 12 juli 2024 ook gepubliceerd op de opiniepagina van Het Financieele Dagblad.

alle columns en artikelen

Pieter Hasekamp

directeur bij het Centraal Planbureau

Neem contact op