25 februari 2011

Plausibiliteitstoets op de raming van het benodigde aantal artsen en specialisten in een vergrijzend Nederland

Op verzoek van het ministerie van VWS heeft het CPB beoordeeld of de raming van het Capaciteitsorgaan (Capaciteitsplan 2010) over de benodigde instroom in de verschillende medisch-specialistische opleidingen plausibel is, waarmee wordt bedoeld dat de raming binnen realistische onzekerheidsmarges valt.
No title

In deze beoordeling is vooral gekeken naar de raming voor het totale aantal artsen en specialisten en niet zozeer naar de verdeling over de verschillende specialisaties. 

Het Capaciteitsorgaan raamt de groei van het benodigde aantal artsen en specialisten op 2,2 % per jaar en leidt hier vervolgens de vereiste studenteninstroom uit af. Hiertoe is een model op microniveau gebruikt, wat als voordeel heeft dat de inschatting van specialisten zelf over trends in medisch technologische en vakinhoudelijke ontwikkelingen worden meegenomen. Bovendien vereist een advies per medische specialisatie een raming op microniveau. Nadeel is echter dat een macro-invalshoek ontbreekt, terwijl juist macrofactoren uiteindelijk doorslaggevend kunnen zijn. De omvang van de zorgsector kan immers niet los gezien worden van de draagkracht van de Nederlandse economie. 

Het CPB acht de groeiraming van het Capaciteitsorgaan plausibel indien de bestaande stijgende trend in de zorguitgaven beleidsmatig wordt geaccommodeerd. De raming komt namelijk goed overeen met een extrapolatie van het groeiende zorggebruik per Nederlander uit het recente verleden vermeerderd met een hogere zorgvraag door vergrijzing. Hierdoor steeg het aandeel van de zorguitgaven in de Nederlandse economie van 6,5% in 2000 tot 9,8% in 2009. Omdat dit hoge groeitempo druk zet op de financiering van het zorgstelsel is het waarschijnlijk dat tegenkrachten ontstaan waardoor de groei van het zorggebruik per Nederlander iets afvlakt. In de raming van het Capaciteitsorgaan is geen rekening gehouden met macro-economische tegenkrachten. 

Het CPB heeft enige twijfels bij de omvang van sommige determinanten van de groei in de raming van het Capaciteitsorgaan. Enerzijds springt de positieve groeibijdrage van de geraamde epidemiologische 0ntwikkeling (0,4% p.j.) in het oog. De meeste onderzoekers zouden hier een negatieve bijdrage modelleren gezien de toegenomen gezondheid van Nederlanders (zie bijvoorbeeld RIVM 2006). Daar staat tegenover dat de groeibijdrage van sociaal-culturele factoren (0,7% p.j.) laag is. Bij een jaarlijkse reële BBP-groei van 1,7% en een inkomenselasticiteit van 0,75, ligt een percentage rond de 1,3% meer voor de hand. 

Elke groeiraming over zorgvraag op de lange termijn is behept met onzekerheid. Zo is het effect van toekomstige beleidskeuzes of technologische ontwikkeling moeilijk in te schatten. Ook is de definitie van evenwicht in de zorgmarkt niet eenduidig. Enerzijds kan via aanbodgeïnduceerde vraag het evenwicht hoger komen te liggen als meer specialisten zich aandienen, anderzijds kan rantsoenering (wachtlijsten) de effectieve vraag verminderen. Het Capaciteitsorgaan schetst in haar rapportage de onzekerheid rond verschillende vraagfactoren, maar kiest uiteindelijk één voorkeursvariant, waarin het aantal artsen jaarlijks dus met 2,2% groeit. De bestaande onzekerheid pleit ervoor een alternatieve raming te publiceren. Gezien de hoge groeiverwachting van de huidige raming, ligt een lagere, tweede raming in de rede. 

Het Capaciteitsorgaan publiceert wel een variant op de raming, maar hierbij is de onzekerheidsmarge slechts bepaald door de mate waarin specialistische taken kunnen worden overdragen aan verpleegkundig specialisten en andere aanverwante disciplines. Deze alternatieve schatting leidt tot een beduidend lagere groei van het aantal benodigd specialisten tot 1,7%, al impliceert dit wel dat meer aanverwante deskundigen moeten worden opgeleid. Indien het Capaciteitsorgaan een tweede, lagere raming zou publiceren, zou ook hierop deze variant met taaksubstitutie van toepassing kunnen zijn.

Downloads

Auteurs

Paul Besseling
Wouter Elsenburg