3 maart 2009

De relatie tussen toetreding, uittredeing en productiviteit: een overzicht van recente theoretische en empirische literatuur

Startersbeleid kan goed zijn voor economie

Persbericht
Beleidsmakers hebben starters hoog in het vaandel staan, want starters zijn innovatief en zorgen daarmee voor economische groei. Bovendien stimuleren starters de groei omdat ze bestaande concurrenten prikkelen om te vernieuwen en efficiënter te werken.

Toch is beleid dat zich richt op het bevorderen van het aantal starters, zelf niet effectief. Het startersbeleid kan zich beter richten op onnodige regels die toetreding van mogelijke starters belemmeren. Dit vereist wel een kosten-batenanalyse, omdat sommige regels juist publieke belangen proberen te waarborgen zoals gezondheid en milieu.

Dit concludeert het Centraal Planbureau (CPB) in het vandaag verschenen CPB Document 180 'Relation entry, exit and productivity; An overview of recent theoretical and empirical literature'. Deze studie verkent recent internationaal empirisch en theoretisch onderzoek naar de samenhang tussen starters, opheffingen, innovatie en de groei van de economie. De verkenning wordt vertaald in opties voor startersbeleid. Een uitgebreide Nederlandstalige samenvatting is bijgevoegd als bijlage.

Verschillende opties voor startersbeleid
De inzichten uit de theorie gecombineerd met de empirische bevindingen leveren enkele implicaties en opties op voor het startersbeleid.

Het stimuleren van het aantal starters moet geen doel op zich zijn. Beleid moet zich richten op welvaart en deze kan ook worden bevorderd zonder starters, zolang bestaande bedrijven op de markt maar onderling voldoende concurreren. De dreiging van potentiële starters alleen al kan deze bedrijven prikkelen tot innovaties en tot efficiënter werken. Deze dreiging wordt mede bepaald door het gemak waarmee starters op een markt actief kunnen worden.

In concreto zijn er drie mogelijke marktimperfecties, gerelateerd aan het starten van een bedrijf, die mogelijk aanleiding geven voor het voeren van een startersbeleid door de overheid: marktmacht van bestaande bedrijven, externe effecten en falen van de kapitaalmarkt.

I Beperken marktmacht bestaande bedrijven
Starters kunnen worden belemmerd om tot de markt toe te treden door het gedrag van bestaande bedrijven of door institutionele obstakels. De gevolgen hiervan zijn hogere consumentenprijzen en mogelijk minder starters dan wenselijk is vanuit welvaartsperspectief. Voor het misbruik van marktmacht is er de bestaande regulering via toezichthouders als de NMa. Marktmacht ontstaat soms ook door institutionele beperkingen, zoals het verkrijgen van (bouw)vergunningen en andere te doorlopen procedures en de lange tijd die starters moeten wachten op een vergunning om te starten. Uit OESO-studies blijkt dat Nederland internationaal niet voorop loopt met lage toetredingsdrempels.

II Omgaan met externe effecten
Van de innovaties van starters kunnen sommige bedrijven profiteren door deze te imiteren, terwijl andere concurrerende bedrijven last hebben van de innovatie door starters. In beide gevallen nemen starters deze winsten en verliezen niet mee in hun beslissing om een bedrijf te beginnen. Deze externe effecten kunnen een reden voor overheidsingrijpen zijn. Bij positieve externe effecten, waarbij andere bedrijven profiteren van de innovaties van starters, zijn er vanuit welvaartsperspectief te weinig starters. Bij negatieve externe effecten zijn er teveel starters doordat dit ten koste gaat van andermans innovaties. De studie concludeert dat beleid zich hier vooral moet richten op een goede inrichting van het intellectueel eigendom en het subsidiëren van innovaties (via bijvoorbeeld de WBSO). Dit zijn meestal effectievere instrumenten dan het startersbeleid zelf omdat ze direct aangrijpen op de marktimperfectie. Aandachtspunt is wel dat bedrijven door intellectuele eigendomsrechten teveel marktmacht kunnen krijgen. Dus er kan sprake zijn van een afruil tussen marktmacht en externe effecten.

III Beperken imperfecties op kapitaalmarkt voor starters
Problemen op de kapitaalmarkt kunnen ook leiden tot te weinig starters vanuit welvaartsperspectief. Zulke problemen treden op bij asymmetrische informatie tussen de geldverschaffer en de potentiële starter, waarbij de ene partij meer of betere informatie heeft dan de andere. Dit verzwakt de financiële positie van starters ten opzichte van zittende bedrijven. Het aantonen van dergelijke problemen is echter in de praktijk moeilijk. Aan het opzetten van een nieuw bedrijf zit nu eenmaal een relatief hoger risico met bijbehorend hogere renteopslag vast dan aan een nieuwe activiteit van een bestaand bedrijf.

Verlaging toetredingsbelemmeringen mogelijk kansrijk; kosten en baten echter onbekend
Gegeven bestaande regelgeving en beleidinstrumenten is het aanpakken van toetredingsbelemmeringen door onnodige regels een nader te overwegen beleidsoptie voor Nederland om de welvaart te bevorderen. Dit kan niet zomaar. Sommige toetredingsbelemmeringen zijn juist in het leven geroepen om publieke belangen te waarborgen zoals gezondheid en milieu. Daarom is een kosten-batenanalyse vereist om tot een weloverwogen aanpak te komen. Hierbij zijn alternatieven denkbaar om via startersbeleid de economische groei te bevorderen.

CPB Document 180, Relation entry, exit and productivity; An overview of recent theoretical and empirical literature, is te bestellen bij:

Bibliotheek Centraal Planbureau
Postbus 80510
2508 GM Den Haag
Telefax: 070-3383350
E-mail: bibliotheek@cpb.nl
Prijs: 9,- euro

Lees hier het bijbehorende persbericht.

Deze methoden geven echter geen zicht op de oorzaken van productiviteitsgroei. De besproken theorieën geven die inzichten wel en laten daarmee zien wat de mogelijke opties zijn voor effectieve overheidsinstrumenten.

We stellen dat productiviteit of welvaart het doel voor beleid zou moeten zijn en niet het aantal toetreders, de mate van concurrentie, of de -uitgaven aan innovatie. Deze laatste zijn alleen maar middelen om productiviteit te genereren.

Uitgaande van een welvaartsbenadering adresseren we marktimperfecties gerelateerd aan toetreding. De belangrijkste marktimperfectie is marktmacht van dominante bedrijven. Het wegnemen van institutionele toetredingsbelemmeringen is een nader te overwegen beleidsoptie. Of deze optie ook leidt tot meer welvaart, hangt af van andere marktimperfecties. Hiervoor is eerst een kosten-batenanalyse vereist.

Dit is een Engelstalige publicatie. Een uitgebreide Nederlandstalige samenvatting is als bijlage toegevoegd.

Downloads

Engels, Pdf, 43.5 KB

Auteurs

Viktoria Kocsis
Victoria Shestalova
Henry van der Wiel
Nick Zubanov
Ruslan Lukach
Bert Minne