Divers Europa; de Europese Unie in de publieke opinie en verscheidenheid in cultuur, economie en beleid
Europese Verkenning 4: Culturele verschillen belangrijk voor Europese samenwerking
In het deel over de publieke opinie wordt dit jaar vooral aandacht besteed aan de referenda over de grondwet in Frankrijk en Nederland en de opvattingen van Nederlanders over Europa in de eerste maanden van 2006.
DEEL A: Nederlanders blijven EU-gezind, maar zijn bezorgd over uitbreidingen
- De algemene stemming over Europa blijft in Nederland positief. Het referendum van 1 juni 2005 heeft niet tot een omslag in de publieke opinie geleid en ook in 2006 is de steun voor het EU-lidmaatschap in ons land bovengemiddeld in de EU.
- Verdere uitbreiding van de Unie blijkt echter in toenemende mate een zorg voor Nederlanders. Eén van de meest controversiële potentiële toetreders is Turkije.
- Steun voor de toetreding van Turkije is waarschijnlijker naarmate men positiever staat tegenover de EU in het algemeen. Desondanks komt bij mensen die zeer positief zijn over het Nederlands EU-lidmaatschap de opvatting dat Turkije niet mag toetreden tot de EU even vaak voor als de opvatting dat Turkije wel mag toetreden.
DEEL B: Culturele verschillen belangrijk voor Europese samenwerking
- Culturele diversiteit beperkt de voordelen van economische samenwerking in Europa. Naarmate landen meer van elkaar verschillen, ontwikkelt men meer gevarieerde vormen van beleid en kan het minder efficiënt zijn om beleid op Europees niveau uit te voeren.
- Culturele verschillen vormen een bovengrens aan de omvang van handel, buitenlandse investeringen en migratie in Europa.
- Als cultureel diverse landen gezamenlijke doelen formuleren, zijn goede afspraken en naleving daarvan belangrijker dan wanneer meer homogene landen gezamenlijk doelen willen bereiken. Hier kan een belangrijke taak liggen voor de Europese Unie.
Dit zijn enkele conclusies uit de Europese Verkenning 4: DIVERS EUROPA: De Europese Unie in de publieke opinie / Culturele verscheidenheid, economie en beleid. Deze Verkenning is op verzoek van het ministerie van Buitenlandse Zaken gemaakt door het Centraal Planbureau (CPB) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en is vandaag verschenen als bijlage bij de 'Staat van de Europese Unie 2007'.
DEEL A: De publieke opinie over Europa
Nederland Europagezind.... Vergeleken met de 24 andere lidstaten van de EU blijkt Nederland nog altijd relatief positief gestemd over het EU-lidmaatschap. In het voorjaar van 2006 vindt 74% van de Nederlanders het EU-lidmaatschap een goede zaak (elders gemiddeld 54%). Zeer positief zijn Ierland, Luxemburg en in iets mindere mate Spanje; negatief zijn Zweden, het Verenigd Koninkrijk en Oostenrijk. Over de hele linie zijn de nieuwe lidstaten van 2004 in het najaar van 2005 wat negatiever dan de oude EU-15. In laatstgenoemde groep zijn echter wel de landen met de grootste reserves te vinden als het gaat om verdere uitbreidingen van de EU. Bij de beoordeling van gunstige effecten en bedreigingen van het EU-lidmaatschap valt vooral de omvang van verschillen tussen afzonderlijke landen op. Zo ziet maar liefst 89% van de Ieren en slechts 20% van de Duitsers een positief effect van het EU-lidmaatschap op de werkgelegenheid. Van de Fransen vreest 70% een verlies van sociale voorzieningen, van de Esten 28%. In Finland is gemiddeld 35% voor gemeenschappelijk Europees beleid op een zestiental onderwerpen, in Cyprus is dat 69% (gemiddeld 55%; Nederland 54%).
..... maar zorgen over de uitbreidingen In Nederland is de steun voor uitbreidingen van de EU in vijf jaar tijd gedaald van 58% naar 43%. Desondanks scoort Nederland zeker niet negatiever op uitbreidingen dan andere EU lidstaten. De gemiddelde steun voor een twaalftal uitbreidingen is in Nederland met 57% iets hoger dan het landengemiddelde van de EU (54%). In een pro-Europees land als Luxemburg is de steun 43% en in Oostenrijk slechts 33%. In Nederland kunnen de uitbreidingen met Turkije, de Oekraïne en Albanië op de minste steun rekenen. Turkije staat echter centraal in de maatschappelijke discussies en houdt ook de deelnemers aan focusgroepen het meeste bezig. Uit de focusgroepen komt naar voren dat uitbreidingen zowel economische als psychologische angsten doen bovendrijven. Mensen zijn bang voor de onbeheersbaarheid van uitbreidingen, voor het verlies van identiteit, voor het inboeten van het nationaal belang en voor het effect op de eigen portemonnee. Met een rij opvattingen uit het grootschalige 'Nederland in Europa'-onderzoek wordt meer genuanceerd de Nederlandse houding beschreven tegenover het Turkse lidmaatschap. Nederlanders van Turkse afkomst zijn daarvan vaker voorstander dan anderen. Dit verklaart mede de verschillen in steun voor het Turkse lidmaatschap tussen wijken in de grootste steden.
DEEL B: Culturele verscheidenheid, economie en beleid
Culturele waarden, zoals het belang van machtsafstand, onzekerheidsmijding en de mate van individualisme, lopen nogal uiteen tussen de bevolkingen van de diverse Europese lidstaten. De noordelijke en zuidelijke landen verschillen in cultureel opzicht fors van elkaar en ook de nieuwe lidstaten zijn duidelijk te onderscheiden van de EU15. Dit blijkt uit cultuurvergelijkend onderzoek naar een aantal culturele waarden (door onder andere Hofstede, Inglehart en Schwartz) en uit metingen van sociaal en institutioneel vertrouwen. Deze culturele verschillen in Europa blijken redelijk onveranderlijk te zijn de afgelopen decennia.
Culturele verschillen hebben belangrijke gevolgen voor de onderlinge economische betrekkingen. Bedrijven zullen niet gauw geneigd zijn om te investeren in andere landen als zij de mensen daar niet vertrouwen of niet begrijpen. Buitenlandse investeringen in de EU zijn daardoor lager dan ze zouden zijn in een homogene cultuur. Hetzelfde geldt voor de internationale handel in goederen binnen de EU wordt begrensd door de culturele diversiteit. Daarnaast beperken culturele verschillen de arbeidsmobiliteit binnen de EU. Niet alleen maken andere waarden het moeilijker om effectief naar een baan te zoeken in een ander land, maar ze zorgen er ook voor dat het lastiger is om te integreren in een nieuwe omgeving. Alle stappen die gezet zijn en worden om belemmeringen voor handel en vrij verkeer op te heffen zijn daarmee niet minder waardevol, maar moeten wel in het perspectief gezien worden dat er grenzen zijn aan wat met beleid te bereiken valt.
Omdat culturele verschillen de omvang van handel, investeringen en arbeidsmobiliteit beperken in Europa, kunnen zij ook de noodzaak om beleid Europees vorm te geven beïnvloeden. Handel, investeringen en arbeidsmobiliteit zijn vaak kanalen waardoor nationaal beleid effect kan hebben op andere landen. Deze externe effecten van nationaal beleid zijn een argument om beleid Europees te coördineren. Het belang van deze kanalen tussen cultureel meer diverse landen is kleiner dan tussen meer homogene landen. Bijgevolg beperkt culturele diversiteit de rol van 'Brussel'. Daar tegenover staat dat als landen wel willen samenwerken, coördinatie en naleving van afspraken meer noodzakelijk is omdat samenwerking tussen meer cultureel diverse landen niet vanzelf tot stand komt.
Contactpersonen
Lees ook het bijbehorende persbericht.
De vorige Europese Verkenningen behandelden achtereenvolgens de sociale stelsels, migratie en arbeidstijden in Europa. In vergelijkingen van de EU-lidstaten stuitten we steevast op de verschillen in instituties, voorkeuren en culturen. De diversiteit in culturen brengen we in deze Verkenning over het voetlicht.
Kernvragen in deel B zijn: waarin verschillen de culturen in Europa, wat betekent dit voor de economische prestaties van landen en welke invloed heeft culturele diversiteit op de samenwerking in de EU? Voordat dit thema gepresenteerd wordt, komt in deel A, net als in voorgaande Europese Verkenningen, de publieke opinie over de EU aan bod.