Risicorapportage Financiële markten 2020
Coronacrisis legt kwetsbaarheden financiële systeem bloot
In Nederland vangt, naast de overheid, vooral het bedrijfsleven de eerste financiële klappen van de coronacrisis op. Zo blijkt bijvoorbeeld uit eerste stresstesten van het CPB op de financiële buffers van het Nederlandse mkb, dat 25% van deze bedrijven ondanks de bestaande overheidssteun extra liquiditeit nodig heeft bij een omzetschok van 6 maanden. Wanneer deze bedrijven in de betalingsproblemen komen, tast dit de kapitaalpositie van banken aan.
De huidige steunmaatregelen voor getroffen bedrijven helpen om de gevolgen van de coronacrisis voor banken te beperken en daarmee de risico’s voor de financiële stabiliteit. Een snelle afbouw van deze steunmaatregelen zal zijn weerslag hebben op banken, omdat er dan meer probleemleningen ontstaan. Dit betekent overigens niet dat de maatschappelijke voordelen van steun tot in lengte van dagen de kosten overstijgen. De kans bestaat dat de overheid tegen hoge kosten te veel bedrijven overeind houdt die uiteindelijk niet levensvatbaar zijn.
De EMU blijft kwetsbaar voor het langer aanhouden van de coronacrisis. In een aantal landen van de eurozone is de verwevenheid tussen overheden en banken door het bezit van staatsobligaties nog steeds aanwezig. Deze verwevenheid heeft tijdens de kredietcrisis, en de daaropvolgende eurocrisis, grote problemen opgeleverd. Wel zijn banken nu beter gekapitaliseerd en is het aantal probleemleningen teruggebracht. Daarnaast zijn er stappen gezet in het reduceren van risico’s via een bankenunie. Ook Nederland loopt risico’s bij een nieuwe eurocrisis, niet in de laatste plaats vanwege de blootstelling van de private sector aan aandelen-, obligaties en bankleningen in de zwaarst getroffen landen.
Huishoudens met weinig vermogen zijn gevoelig voor inkomensverlies door de coronacrisis. Vooral zelfstandigen en flexwerkers zonder werk zullen door de coronacrisis hun financiële buffers moeten aanspreken, en hier zitten kwetsbare huishoudens tussen. Zo heeft een kwart van de zelfstandigen minder dan 3000 euro vrij opneembaar spaargeld.
Mede als gevolg van de lage rente zijn voorafgaand aan de coronacrisis de beleggingsportefeuilles van Nederlandse financiële instellingen risicovoller geworden. Zeker verzekeraars en beleggingsfondsen zijn risicovoller gaan beleggen. Nadeel van deze search for yield is dat een snelle stijging van de voorheen lage risicopremies tot verliezen zal leiden.
Noot voor de redactie:
Op 10 juni 2020 om 13.00 uur licht Pieter Hasekamp, directeur van het CPB, de Risicorapportage Financiële Markten toe in de Tweede Kamer. Klaas Knot, president van DNB, en Laura van Geest, voorzitter van de AFM, zijn tegelijkertijd ook uitgenodigd door de vaste Kamercommissie voor Financiën.
Downloads
Op verzoek van de Tweede Kamer schrijft het Centraal Planbureau sinds 2012 jaarlijks een risicorapportage financiële markten. Het doel is het informeren van het parlement over de belangrijkste risico’s voor de stabiliteit van het financiële stelsel en vanuit het financiële stelsel voor de reële economie. In deze editie van de risicorapportage staan financiële risico’s centraal die door de coronacrisis veroorzaakt of aan het licht gekomen zijn. De coronapandemie is uiteraard in eerste instantie een groot risico voor de gezondheid en levens van vele mensen wereldwijd. Daarnaast heeft de pandemie, vooral vanwege de getroffen contactbeperkende maatregelen, direct grote negatieve gevolgen voor de economische activiteit.
De steunmaatregelen die in maart en april 2020 zijn aangekondigd hebben geholpen de liquiditeitsschokken van bedrijven te dempen. In de stresstesten houden we rekening met het uitstel van belastingbetalingen, de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW), de tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (TOZO) en de tegemoetkoming schade COVID-19 (TOGS). Bovendien houden we rekening met het uitstel aan rentebetalingen en aflossingen die banken hun klanten hebben aangeboden.
Downloads
Door de coronacrisis is er in de eerste 3 maanden bij 30% van het Nederlandse mkb een extra liquiditeitsbehoefte van minimaal 12 miljard euro ontstaan. Bij een voortdurende lage omzet zal dit binnen zes maanden oplopen tot 30 miljard bij bijna 50% van het Nederlandse mkb. Een aanzienlijk deel daarvan wordt door het beleidspakket opgevangen. De gebruikte scenario’s bevatten overigens aannames die de stressbestendigheid van het bedrijfsleven waarschijnlijk onderschatten.
De effecten zijn sterk sectorafhankelijk. De grootste liquiditeitsbehoefte ontstaat in de handel, industrie, vervoer & opslag en in de horeca. Er zijn twee verklaringen voor dit effect: deze sectoren zijn door de lockdownmaatregelen het sterkst getroffen en hadden de kwetsbaarste uitgangspositie.
De solvabiliteit van de meeste bedrijven blijft in onze stresstesten nog op orde, maar dat lijkt mede te komen door onze aannames die de effecten van de coronacrisis onderschatten. Ook hier zijn sterke verschillen tussen de sectoren zichtbaar. Volgens de scenario’s worden de sectoren horeca, industrie, handel & cultuur en sport het sterkst geraakt in hun solvabiliteit. Hier ontstaat binnen zes maanden bij meer dan 25% van de bedrijven een risicovolle solvabiliteitspositie.
Het beleidspakket in deze stresstesten heeft een positief spillovereffect dat buiten beschouwing blijft in deze analyse. In onze test zijn de totale kosten van alle maatregelen voor een periode van drie maanden ongeveer vier miljard euro. Met deze vier miljard wordt uiteindelijk niet alleen de liquiditeit verhoogd, maar gaan ook minder banen verloren. Hoeveel banenverlies dit scheelt, weten we niet. Dat hangt af van de doorwerking van de problemen van het ene bedrijf op het andere bedrijf.
Auteurs
Nederland loopt ook risico op een eventuele terugval in de vraag naar Nederlandse schuldbewijzen en aandelen en een afname in buitenlandse directe investeringen. Wij onderzoeken de blootstelling van de buitenlandse private sector aan Nederlandse aandelen en schuldbewijzen, en de directe investeringen in Nederland. Hiervoor maken wij gebruik van de Coordinated Portfolio Investment Survey (CPIS) en de Coordinated Direct Investment Survey (CDIS) van het Internationaal Monetair Fonds (IMF). De data is beschikbaar vanaf de kredietcrisis in 2009 tot aan 2018.
Downloads
De verschillen in de blootstelling aan de eigen overheid en het aantal niet-presterende leningen (NPLs) tussen banken kunnen groot zijn. Aan de hand van publiekelijk beschikbare data kunnen wij analyseren hoe de bank-overheidnexus en de stand van niet-presterende leningen over tijd zijn ontwikkeld. Hiervoor gebruiken wij data van de European Banking Authority’s (EBA) Transparency Exercise voor de 81 grootste banken in het Eurogebied. Hier vergelijken wij de ontwikkelingen in juni 2019 ten opzichte van juni 2017. Dit geeft een beeld van de ontwikkelingen voorafgaand aan de coronacrisis, en gedurende een gedeeltelijke afronding van de Bankenunie.
De blootstelling van de buitenlandse private sector aan Nederland is niet gering
De blootstelling van private sector in de zwaarst getroffen eurolanden aan Nederlandse aandelen en obligaties is niet gering, en kan mogelijk afnemen door de coronacrisis. In totaal had de private sector in de zwaarst getroffen eurolanden door het coronavirus in 2018 ongeveer 60 mld euro van Nederlandse aandelen in handen, waarvan het leeuwendeel in Frankrijk (44 mld) wordt aangehouden. Het bezit van Nederlandse schuldbewijzen is aanzienlijk groter met in totaal ongeveer 257 mld euro in 2018; de Franse private sector is hiervan de grootste bezitter (190 mld euro). Door de coronacrisis kan de vraag naar Nederlandse aandelen en obligaties terugvallen.