13 maart 2006

Health plan pricing behaviour and managed competition

Felle premieconcurrentie in nieuw zorgstelsel

Persbericht
In de periode 1996-2004 lieten de voormalige ziekenfondsen de premiehoogte vooral afhangen van hun reserves; uitgangspunt was het streven naar een gezonde financiële positie. Winst maken of concurreren met andere ziekenfondsen was van ondergeschikt belang.

Dit staat in scherp contrast met de felle premieconcurrentie tussen zorgverzekeraars bij de invoering van het nieuwe zorgstelsel.

Dit concluderen Rudy Douven (Centraal Planbureau) en Erik Schut (Erasmus Universiteit Rotterdam) in het vandaag verschenen Discussion Paper 'Health plan pricing behaviour and managed competition'. De auteurs hebben voor de periode 1996-2004 onderzocht hoe de premiestelling van ziekenfondsen empirisch kan worden verklaard. De premiestelling op de ziekenfondsmarkt is vervolgens vergeleken met de premiestelling van de zorgverzekeraars bij de invoering van het nieuwe zorgstelsel in 2006.

Ziekenfondsen streefden vooral naar een gezonde financiële positie
Uit het empirische onderzoek volgt dat de premiestelling van ziekenfondsen niet zozeer verklaard kan worden door onderlinge concurrentie of het realiseren van een zo hoog mogelijke winst, maar vooral samenhangt met hun reservepositie. Ook blijken de voorspelling van de totale zorguitgaven door de overheid en de aanpassing van die voorspelling door Zorgverzekeraars Nederland als belangrijk ijkpunt voor het vaststellen van de ziekenfondspremies te hebben gefungeerd. Dit duidt erop dat ziekenfondsen primair werden beïnvloed door het streven naar een gezonde financiële positie.

Felle premieconcurrentie tussen zorgverzekeraars in 2006
Door de invoering van het nieuwe zorgstelsel per 1 januari 2006 zijn de voormalige ziekenfondsen opeens gedwongen echt te concurreren, niet alleen met de andere voormalige ziekenfondsen maar ook en vooral met de private ziektekostenverzekeraars. Vele verzekerden zijn geneigd tot overstappen wat een felle premieconcurrentie tussen zorgverzekeraars aantrekkelijk heeft gemaakt. De reële dreiging van een verlies aan verzekerden blijkt van grote invloed op de premiestelling door de zorgverzekeraars. In ruil voor het veroveren van marktaandeel werden veel nominale premies zo laag in de markt gezet dat verzekeraars gemiddeld genomen waarschijnlijk verlies maken. Vooral voor de collectieve contracten lijken de premies onder een kostendekkend niveau te liggen. Sommige verzekeraars hebben namelijk dankzij het vrijvallen van een deel van de verplichte reserves in de particuliere verzekering de gelegenheid benut om tegen extreem lage premies collectiviteiten zoals bedrijven, vakbonden of ouderenbonden binnen te halen. De verzekerdenmobiliteit neemt substantiële vormen aan in 2006. Inmiddels lijkt ongeveer 25% van de populatie van zorgverzekeraar te zijn veranderd.

Verklaringen voor de lage nominale premies in 2006
De invoering van de ZVW was een uniek 'experiment' dat met uitzonderlijk veel aandacht van de media gepaard ging. De transparantie van de markt nam toe door het wegvallen van het onderscheid tussen particulier en ziekenfonds en bovendien kregen verzekerden meer bedenktijd en keuze voor het bepalen van hun ziektekostenpolis.

De belangrijkste katalysator voor de scherpe premieconcurrentie vormt de mogelijkheid om collectieve contracten te sluiten tegen een premiekorting van maximaal 10 procent. Deze mogelijkheid ontbrak in de verplichte ziekenfondsverzekering. Vanaf 2006 kan iedere Nederlander zich in principe bij een collectiviteit aansluiten. De collectiviteiten lijken in 2006 dan ook een explosieve vlucht te hebben genomen.

Overheidsbeleid draagt ook bij aan de lage premies
De invoering van het nieuwe zorgstelsel brengt grote onzekerheden met zich mee omtrent de verwachte zorguitgaven en de kwaliteit van de risicoverevening. Daarom besloot de overheid het risico dat verzekeraars lopen over de zorguitgaven te reduceren. Dit oefende een neerwaarts effect uit op de premies omdat zorgverzekeraars de invloed van de zorguitgaven op hun premiestelling redelijk nauwkeurig vooraf konden berekenen. Het gevolg is dat de premieverschillen tussen verzekeraars in 2006 minder worden bepaald door verschillen in de zorguitgaven maar mogelijk meer door verschillen in de verwachte beheerskosten en de mate waarin zorgverzekeraars willen en kunnen interen op hun reserves.

Contactpersonen

Sinds 1996 bestaat er voor verzekeraars een systeem van gereguleerde concurrentie op de ziekenfondsmarkt. Voor de periode 1996-2004 wordt op basis van paneldata op ziekenfondsniveau onderzocht hoe de premiestelling van ziekenfondsen kan worden verklaard.

Uit de schattingen volgt dat concurrentie een ondergeschikte rol speelde bij de premiestelling door ziekenfondsen. Het prijszettinggedrag van ziekenfondsen lijkt veel meer te worden beïnvloed door het streven naar een gezonde financiële positie dan door winstmaximalisatie.

De voorspelling van de totale zorguitgaven door de overheid, en de aanpassing van die voorspelling door Zorgverzekeraars Nederland (ZN), lijken een belangrijke rol te spelen in de premiestelling van individuele ziekenfondsen. De invoering van de Zorgverzekeringswet in 2006 heeft geleid tot een radicaal verschillende keuzesituatie voor alle verzekerden. De reële dreiging van een verlies aan verzekerden blijkt van grote invloed op de premiestelling van zorgverzekeraars. In scherp contrast met de periode 1996-2005, lijkt concurrentie een dominante rol te spelen bij de premiestelling. Of dit een tijdelijk of blijvend fenomeen is, valt nog moeilijk te voorspellen.

Auteurs