Economische analyse steunpakket 2020
Coronasteunpakket 2020 effectief, maar verstoorde bedrijvendynamiek
In Nederland daalde het bbp in 2020 met 3,8% en nam de werkloosheid toe met 0,4 procentpunt Het CPB heeft berekend wat er zou zijn gebeurd zonder de steunmaatregelen. Volgens modelsimulaties was de bbp-daling in 2020 dan circa 0,6 procentpunt groter geweest en de werkloosheid was in 2020 tussen de 0,7- en 2 procentpunt (65-180 duizend werklozen) hoger uitgekomen zonder de drie grootste steunmaatregelen (NOW, TVL en Tozo). Het steunbeleid heeft echter niet voorkomen dat de klap op de arbeidsmarkt ongelijk terecht is gekomen. Vooral jongeren en flexwerkers verloren hun baan.
Internationale vergelijking
De omvang van het steunbeleid in Nederland was in 2020 groot in vergelijking met andere landen. Uitgedrukt als percentage van het bruto binnenlands product (bbp) was de omvang van de steun in Nederland 3,6% van het bbp. Dit is net boven het Europese gemiddelde van 3,3% bbp. Vooral de loondoorbetaling voor werknemers in de NOW en de subsidie die werkgevers daarvoor ontvingen was hoog in vergelijking met andere Europese landen.
De daling van het bbp en de stijging van de werkloosheid was minder groot in ons land dan in de rest van Europa. Nederland heeft geprofiteerd van economische steunmaatregelen in andere landen. Die hebben zowel de uitval van de exportvraag als de kans op een Europese crisis beperkt.
Kosten en baten
Het steunbeleid heeft bedrijven overeind gehouden, maar dat ging wel ten koste van de economische dynamiek. Het aantal faillissementen was historisch laag in 2020. Een groot deel van de steun is gegaan naar relatief laagproductieve bedrijven en naar bedrijven met een lage solvabiliteit (weinig eigen vermogen). Dit zijn bedrijven die voor de coronacrisis mogelijk al minder levensvatbaar waren. Daarmee zijn waarschijnlijk ook niet-levensvatbare bedrijven door steun overeind gehouden. Dit houdt werknemers langer in minder productieve banen en kan toekomstige productiviteitsgroei en werkgelegenheidsgroei verhinderen. Naarmate de crisis langer duurde, namen deze (verborgen) kosten van het steunbeleid toe en de baten van baanbehoud af.
Het CPB-onderzoek kijkt alleen naar het jaar 2020. Het totale coronasteunpakket bedroeg dat jaar ruim 30 miljard euro. Het grootste deel van de steun werd in de vorm van loonkostensubsidies gegeven. Ruim de helft van de totale uitgaven betrof de NOW-regeling.
Downloads
In het tweede kwartaal van 2020 heeft de Nederlandse overheid steunmaatregelen in het leven geroepen om de economische impact van de coronacrisis op bedrijven en werknemers te beperken. Deze regelingen richten zich vooral op het behoud van banen en het voorkomen van extra vraaguitval, waardoor ook niet direct getroffen sectoren geraakt zouden worden. In de notitie “Economische analyse steunpakket 2020” staat de vraag centraal in hoeverre deze doelen behaald zijn. In dit achtergronddocument lichten we twee onderliggende macro-economische analyses toe.
Allereerst geeft dit document een beschrijvende analyse van de economische situatie in de Europese landen in 2020. Daarnaast bestuderen we de omvang van het steunbeleid in Nederland in internationaal opzicht. Op basis van de internationale analyse kunnen we echter niet concluderen in hoeverre die twee aan elkaar te linken zijn. Daarnaast presenteren we de resultaten van scenario’s met het macro-economische model Saffier. We bekijken hoe de Nederlandse economie zich in 2020 zou hebben ontwikkeld zonder de drie grootste steunmaatregelen, het belastinguitstel en de nieuwe en opgehoogde garantieregelingen voor bedrijven.
Downloads
Auteurs
De steun is ook bij niet-levensvatbare en hoog solvabele bedrijven terechtgekomen. Een groot deel van de steun is gegaan naar relatief laagproductieve bedrijven en naar bedrijven met een lage solvabiliteit. Deze bedrijven konden daarmee langer dan anders blijven bestaan, wat het proces van oprichtingen en opheffingen verstoord heeft. Het mogelijk in stand houden van laagproductieve banen kan schadelijk zijn voor toekomstige productiviteits- en werkgelegenheidsgroei.