In vier stappen naar efficiëntere faillissementswetgeving
Verbetering faillissementswet verhoogt overlevingskansen van in nood verkerende bedrijven
De huidige wetgeving kan volgens het CPB op vier hoofdpunten verbeterd worden. Ten eerste kan er in de wet onderscheid worden gemaakt tussen verschillende categorieën schuldeisers, waarbij voor elke categorie een verschillende afweging gemaakt kan worden over de betaling van schulden. Ten tweede kan er in de wet worden opgenomen dat het management, onder voorwaarden, grotendeels de zeggenschap houdt bij betalingsproblemen. De meeste ontwikkelde economieën hebben dit zo geregeld. Ten derde kan er in de wet worden opgenomen dat de rechten van schuldeisers met onderpand bij een uitstel van betaling en faillissement opgeschort worden. Dit helpt een crediteurenrun te voorkomen en bevordert de kans op een succesvolle doorstart. Ten vierde kan in de wet opgenomen worden dat, om te voorkomen dat individuele schuldeisers een doorstart dwarsbomen, een dwangakkoord bij uitstel van betaling mogelijk is.
Een efficiënte faillissementswet draagt bij aan een economie die zich snel aanpast aan veranderende omstandigheden, zoals economische crises en nieuwe technologische ontwikkelingen. De huidige Nederlandse wetgeving lijkt voor verbetering vatbaar: slechts 2,5 procent van de bedrijven in Nederland die hun schulden niet kunnen betalen maakt een succesvolle doorstart, terwijl dit in de Verenigde Staten tien procent is. Ook het aandeel aanvragen voor een uitstel van betaling ligt in Nederland met vier procent van het totaal aantal jaarlijkse faillissementsaanvragen veel lager dan bijvoorbeeld in de Verenigde Staten.
Efficiënte insolventiewetgeving zorgt ervoor dat improductieve bedrijven minder lang blijven voortbestaan, waardoor de prikkels voor innovatieve investeringen toenemen en investeerders hiervoor meer risicodragend kapitaal willen verschaffen. Tegelijkertijd kan meer risicodragend kapitaal bij bedrijven de risico-opslag bij (bancaire) kredietverlening laten afnemen, hetgeen een positief effect op kredietverlening kan hebben.
Op dit moment overweegt zowel Nederland als Europa de insolventiewetgeving aan te passen om het reorganiserend vermogen van de economie te vergroten. In Nederland kunnen vier beleidsopties de reorganisatiemogelijkheden voor bedrijven met betalingsproblemen vergroten:
- Maak in de wet onderscheid tussen meerdere categorieën concurrente schuldeisers, waarbij iedere categorie verschillend gewogen wordt. Creëer tevens mogelijkheden om schuldvorderingen om te zetten in preferente aandelen. Financiers en eigenaren kunnen dan van tevoren bepalen in welke categorie een financieringsovereenkomst valt.
- Voer een debtor-in-possession-procedure in bij surseance. Dit geeft het management van een bedrijf met betalingsproblemen een prikkel om eerder surseance aan te vragen en om na de aanvraag meer informatie te delen met de bewindvoerder en de schuldeisers. Internationaal gezien springt Nederland in het oog door afwezigheid van een debtor-in-possession-procedure, de meeste ontwikkelde economieën hebben wel een dergelijke procedure.
- Schort de rechten van schuldeisers met onderpand bij surseance en faillissement op. Dit helpt een crediteurenrun te voorkomen en bevordert de kans op een succesvolle doorstart.
- Om te voorkomen dat individuele schuldeisers een doorstart bij surseance dwarsbomen, is een dwangakkoord buiten faillissement nodig. Het huidige voorstel Wet Continuïteit Ondernemingen II (WCO II)voorziet daarin, maar een scherpere en wettelijk vastgelegde indeling van klassen van schuldeisers voorkomt meningsverschillen tijdens de procedure. Het vergroot langs die weg de deal-certainty.