Concurrentie en overbehandeling in de zorg
In het eerste model (CfM) bepaalt de overheid, of de zorgverzekeraar welke zorgaanbieder de zorg mag organiseren. In het tweede model (CoM) kiezen de patiënten zelf hun voorkeursaanbieder en wordt bij de betaling van zorgaanbieders rekening gehouden met dit keuzegedrag. In het derde model (NC) is de zorg regionaal georganiseerd en kunnen patiënten alleen terecht bij zorgaanbieders in de regio.
We laten zien dat de keuze van het optimale zorgmodel afhangt van de mate waarin marktimperfecties optreden. Een eerste imperfectie is dat zorgaanbieders vaak meer rekening houden met de medische effectiviteit van een behandeling, dan met kosteneffectiviteit. Dit leidt tot welvaartsverlies wanneer zorgaanbieders doorbehandelen, terwijl de medische effectiviteit gering is. Een tweede imperfectie is dat we meestal geen onderscheid kunnen maken tussen de kwaliteit van zorgaanbieders. Een welvaartsverlies kan dan optreden wanneer beide zorgaanbieders wel dezelfde vergoeding ontvangen. Een derde imperfectie is dat patiënten vaak kiezen voor zorg dicht in de buurt. Een welvaartsverlies kan dan optreden wanneer patiënten kiezen voor zorg dichtbij in plaats van kosteneffectievere zorg verder weg.
Het optimale model hangt af van de mate waarin bovenstaande drie imperfecties optreden. Dit kan verschillen per type zorg. Bij de spoedeisende eerste hulp zijn bijvoorbeeld de reiskosten van de patiënt cruciaal en is NC daarvoor het meest geschikte model. Bij de introductie van een nieuwe technologische ontwikkeling, zoals protonentherapie, waarvan de (kosten-)effectiviteit onduidelijk is, ligt CfM het meest voor de hand. De betalende partij, zoals de overheid, bepaalt dan wie de protonentherapie mag uitvoeren. Bij bevallingen kan het belangrijker zijn dat een zwangere vrouw zelf kiest voor een gynaecoloog. Deze keuze is zowel in het belang van de patiënt, als in dat van de verzekeraar. In dat geval is het welvaartsverlies het kleinste bij CoM.