Op weg naar een effectiever grotestedenbeleid
Gelijkvormig grotestedenbeleid sluit niet altijd goed aan op stedelijke problemen
In sommige middelgrote steden is zelfs in het geheel geen sprake van een scherpe sociaal-economische problematiek. Uit een inventarisatie van 25 stedelijke ontwikkelingsprogramma's blijkt echter een grote gelijkvormigheid in het voorgestelde beleid. Die gelijkvormigheid en gebrekkige prioritering zijn niet bevorderlijk voor de effectiviteit van het grotestedenbeleid.
Dit concludeert het Centraal Planbureau in het zojuist verschenen Werkdocument 117, Op weg naar een effectiever grotestedenbeleid'.
Het is de eerste keer dat de steden is gevraagd een integraal programma op te stellen. Uit de programma's blijkt een grote ambitie om problemen en kansen in de steden op te pakken. De voorgestelde beleidsplannen worden per stad op een overzichtelijke manier voor diverse beleidsterreinen in beeld gebracht, zij het dat de financiële onderbouwing daarvan ondoorzichtig is. Het proces van integrale planvorming heeft stedelijke diensten en departementen weliswaar uitgenodigd om over de schotten heen te kijken, maar deze zijn er nog niet in geslaagd ook daadwerkelijk over de schotten heen te komen.
Daarvoor zijn verscheidene regelingen en wensen van ministeries te veelvuldig terug te zien in de stedelijke programma's.
Positieve aspecten zijn de herstructurering van de woningvoorraad in combinatie met verbetering van de leefomgeving en veiligheid. Het beleid gericht op een grotere woningdifferentiatie is het meest effectief in de vier grote steden, aangezien het verschil in gevraagde en aangeboden kwaliteit op de woningmarkt en het doorstromingspotentieel daar het grootst zijn.
Het voorgestelde beleid sluit echter niet op alle terreinen goed aan op de aard van de problemen. Zo worden oplossingen voor de werkloosheid sterk gezocht in het stimuleren van de lokale arbeidsvraag, terwijl het probleem vooral aan de aanbodzijde van de arbeidsmarkt ligt. De gemeentelijke invloeden op de arbeidsmarkt en de bereikbaarheid worden veelal overschat. De gedachte om het werk te brengen naar de plek waar de werklozen wonen, lijkt voorbij te gaan aan de realiteit van een brede en regionale arbeidsmarkt. Uit de plannen blijkt nauwelijks aandacht voor beleidsobstakels en prikkels voor betrokken partijen. Zo is de krappe arbeidsmarkt een belangrijk obstakel voor de uitvoering van de vele nieuwe lokale projecten, waar geschoold personeel voor nodig is.
De meetbare doelstellingen die het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft geformuleerd, zijn niet geschikt om beleidseffecten te meten. De steden hebben er nauwelijks greep op en kunnen er derhalve moeilijk op worden afgerekend.
Achtergrond
In augustus 1999 heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) het CPB verzocht een evaluatie van meerjaren-ontwikkelingsprogramma's van 25 steden te maken. Deze plannen zijn door de 25 steden voor de eerste keer opgesteld als uitvloeisel van afspraken tussen het rijk en de steden in het kader van het grotestedenbeleid. In de periode september tot november 1999 heeft het CPB een globale evaluatie gemaakt van de belangrijkste maatregelen in de programma's. Hierover is half november een tussenrapport aan het Ministerie van BZK uitgebracht met het oog op de afsluiting van nieuwe convenanten eind 1999. Het werkdocument geeft de definitieve versie van deze evaluatie. Mede tegen deze achtergrond wordt bij de evaluatie vooral aandacht gevraagd voor verbeterstappen die belangrijk lijken op weg naar een effectiever grotestedenbeleid.
Lees ook het bijbehorende persbericht.
Dit nationale 'Grote Steden Beleid' bevat een integrale aanpak van de sociaal-economische problemen in de grote steden in Nederland. In december 1999 heeft de regering afspraken gemaakt over de uitvoering van deze plannen voor de periode 2000-2004 en de financiële bijdrage van 16,5 miljard gulden van de centrale overheid. Totale kosten van deze plannen bedragen 100 miljard gulden voor de periode 2000-2004.
In de periode september-november 1999 heeft het CPB een algemene evaluatie gemaakt van de belangrijkste beleidsmaatregelen in de ontwikkelingsplannen. Vanwege het korte tijdsbestek en de vereiste kennis van specifieke lokale omstandigheden, was het niet mogelijk om een evaluatie van de individuele plannen te maken. De evaluatie concentreerde zich op de effectiviteit van de beleidsmaatregelen in het verminderen van de stedelijke sociaal-economische problemen. De belangrijkste sociaal-economische problemen van de 25 grote steden zijn ernstige werkloosheid, een relatief slechte kwaliteit van de woningen en openbare ruimtes en relatief hoge criminaliteit. De 25 steden hebben beleidsmaatregelen voorgesteld op het gebied van stedelijke vernieuwing (huisvesting), arbeidsmarktprogramma's, transport infrastructuur, de openbare veiligheid, onderwijs en sociale thema's.
Dit werkdocument rapporteert over de bevindingen van de algehele evaluatie van de plannen. Een belangrijke conclusie is dat er een grote uniformiteit is in de voorgestelde beleidsmaatregelen.
Terwijl de belangrijkste problemen en comparatieve voordelen tussen de 25 steden in aard en omvang verschillen, zijn de plannen zeer vergelijkbaar en geven ze weinig prioriteit aan de belangrijkste lokale sociaal-economische problemen. De effectiviteit van een groot aantal beleidsmaatregelen lijkt niet groot. Verschillende maatregelen, met name op het gebied van economische stimulering en het openbaar vervoer, geven geen antwoord op de werkloosheid en de stedelijke verkeersproblemen. De lokale aanpak is niet erg effectief op het gebied van arbeidsmarkt en vervoer, waar de regionale problemen groter zijn dan in de stad. Er is gebrek aan aandacht voor de belemmeringen en stimulansen voor partijen die betrokken zijn bij de uitvoering. De financiële paragrafen zijn niet transparant. De positieve kant van dit leerproces van het formuleren van stedelijke ontwikkelingsplannen is dat steden worden gestimuleerd om een betere diagnose van hun problemen te maken en integraal beleid te formuleren. We hopen dat de evaluatie de mogelijkheden vergroot voor een effectiever grotestedenbeleid.