Validatie ABF-berekeningen nieuw huurbeleid
CPB valideert effecten nieuw huurbeleid
Onduidelijk is echter in hoeverre woningcorporaties de huren daadwerkelijk zullen gaan aanpassen en meer woningen gaan bouwen. Het nieuwe huurbeleid zal de doorstroming op de woningmarkt niet bevorderen. Aanvullend beleid, in het bijzonder ruimtelijk beleid, zal nodig zijn om het aanbod en de doorstroming op de woningmarkt te vergroten.
Dit concludeert het Centraal Planbureau (CPB) in de notitie 'Validatie ABF-berekeningen nieuw huurbeleid'. Het Kabinet heeft voorstellen gedaan voor modernisering van het huurbeleid. Het onderzoeksbureau ABF Research heeft de effecten hiervan doorgerekend. Het Ministerie van VROM heeft het CPB gevraagd deze berekeningen te valideren.
Het CPB is van oordeel dat ABF een gedegen analyse heeft gemaakt van de mogelijke ontwikkelingen van de huren, de woonlasten en de vermogens van corporaties. De berekeningen beperken zich tot prognoses van mogelijke toekomstige ontwikkelingen. Hierdoor is moeilijk vast te stellen wat het gevolg is van het nieuwe huurbeleid en wat het gevolg is van het reeds eerder ingezette beleid. Samen met ABF heeft het CPB aanvullende berekeningen gemaakt om dit inzicht alsnog te bieden.
De belangrijkste onzekerheid rond de doorwerking van het nieuwe huurbeleid ligt bij het gedrag van de woningcorporaties. Tot op heden benutten de corporaties de toegestane mogelijkheid om hogere huren te vragen slechts ten dele. Gemiddeld genomen kenmerken de corporaties zich door omvangrijke vermogens die in de tijd gestaag groeien. Indien de corporaties de volledige huurruimte van het bestaande en het nieuwe huurbeleid zouden benutten, dan verdubbelen de vermogens tot 2020. Als de corporaties daarentegen de geboden huurruimte net zo beperkt benutten als in het verleden, dan zullen de vermogens nog steeds blijven toenemen. Tegen deze achtergrond zullen de verhuurders de jaarlijkse heffing van 250 mln euro die in de plannen is opgenomen zonder problemen kunnen opvangen.
De prikkels voor de woningbouwcorporaties bij de bepaling van de huren zijn niet erg duidelijk. Het gaat niet om verhuurders die naar maximale winst streven, winsten mogen ook niet zomaar buiten de sector worden geïnvesteerd en bovendien hebben woningcorporaties sociale doelstellingen ten aanzien van de huurders. De mate waarin de corporaties de wettelijke toegestane huurruimte benutten is dan ook een belangrijke onzekere factor.
De onzekerheden rond de huren maken ook de effecten op de woonlasten, de vermogens van corporaties en de individuele huursubsidies onzeker. Indien de woningcorporaties de heffing in het geheel niet doorberekenen in de huurprijzen, dan is dit een zeer effectieve manier om middelen naar de publieke sector te halen. Indien de corporaties de heffing daarentegen wel doorberekenen in de huren, dan zijn het de woonconsumenten die de heffing uiteindelijk opbrengen.
De onzekerheid rond de huren heeft nog een andere belangrijke beleidsimplicatie. Bij het voorgenomen nieuwe huurbeleid wordt een koppeling gelegd tussen investeringen in nieuwbouw van woningen door de corporaties en huurprijsstijgingen die de corporaties mogen doorberekenen. Of dit beleid gaat werken is nogal onzeker. Onder het huidige beleid benutten de corporaties tot nu toe de mogelijkheid om huren te laten stijgen ook niet maximaal. Financieel vermogen lijkt dus niet het knelpunt te zijn.
Grondposities leveren mogelijk wel een belangrijk knelpunt op. Restrictief ruimtelijk beleid en coördinatieproblemen in de ruimtelijke ordening kunnen nieuwbouw ontmoedigen. In dat geval willen de corporaties misschien wel graag investeren - ook zonder extra huurruimte - maar kunnen ze niet bouwen. Een andere mogelijkheid is dat de corporaties zelf te afwachtend zijn en onvoldoende prikkels hebben om risico's te nemen. Het is in deze situatie niet duidelijk of extra huurruimte dit beeld verandert.
Als de investeringen door dit beleid niet goed van de grond komen zodat er onvoldoende nieuwbouw van woningen plaatsvindt, dan zal het nieuwe huurbeleid de doorstroming op de woningmarkt niet bevorderen. Geconcludeerd kan worden dat het doel om meer beweging op de woningmarkt te realiseren een breed pakket aan beleidsmaatregelen vereist. Het voorgestelde huurbeleid is daarvoor onvoldoende. Aanvullend beleid, in het bijzonder ruimtelijk beleid, zal nodig zijn om het aanbod en de doorstroming op de woningmarkt te verbeteren.
Lees ook het bijbehorende persbericht.
Over de validatie heeft overleg plaatsgevonden met de meest betrokken partijen. De belangrijkste bevindingen laten zich als volgt samenvatten.
- Het CPB is van oordeel dat ABF een gedegen analyse heeft gemaakt van de mogelijke ontwikkeling van de huren, de woonquoten en de vermogens van de corporaties in de komende jaren.
- Een probleem bij de analyse is dat prognoses en beleidseffecten niet scherp uit elkaar worden gehouden. Zo kan niet worden vastgesteld wat nu het gevolg is van het nieuwe huurbeleid en wat al mogelijk is bij het reeds eerder ingezette beleid.
- Ook is door ABF geen rekening gehouden met de effecten van het nieuwe huurbeleid op de doorstroming op de woningmarkt.
- Om aan de onder punt 2 en 3 genoemde problemen tegemoet te komen heeft ABF op verzoek van het CPB in de zeer korte tijd die beschikbaar was nog enkele aanvullende berekeningen gemaakt.
- Het CPB is tenslotte van oordeel dat ABF op een goede wijze is omgegaan met de grote onzekerheden die er zijn rond met name de huurprijsontwikkeling. ABF heeft de onzekerheden over het toekomstig gedrag van de corporaties uitgewerkt via adequate bandbreedtes