De Nederlandse ICT-industrie en multinationals; de relatie tussen prestaties en competenties
Prestaties Nederlandse ICT-industrie onderschat
Dit geldt zeker ook voor multinationals in de ICT-industrie. De Nederlandse ICT-industrie is vooral sterk op het gebied van onderzoek en ontwikkeling (R&D), en niet zozeer in het zelf hier produceren. Het werk aan R&D door Nederlandse multinationals en de werkzaamheden van het management van deze ondernemingen leiden voornamelijk tot productiviteitsgroei in het buitenland. Dit is belangrijk voor het oordeel in hoeverre Nederland de doelen haalt die het beleid heeft gesteld bij ICT en R&D.
Dit concludeert het Centraal Planbureau (CPB) in het vandaag uitgekomen CPB Document 'De Nederlandse ICT-industrie en multinationals; De relatie tussen prestaties en competenties'.
Op basis van cijfers over de jaren negentig lijken de productieprestaties en competenties (sterke punten zoals kenniswerk en logistiek) van de Nederlandse ICT-industrie met elkaar in strijd. De Nederlandse ICT-industrie presteert zwak, omdat de omzet- en productiviteitsgroei internationaal achterblijven. Bovendien maakt ze zelf relatief weinig gespecialiseerde ICT-producten. Daartegenover staan echter goede competenties. Nederland beschikt over veel ICT-kennis en hoog opgeleid personeel. Ook staan hier de hoofdkwartieren en toonaangevende onderzoekscentra van belangrijke spelers als Philips en Océ. Bovendien geeft de Nederlandse ICT-industrie vergeleken met het buitenland relatief veel uit aan R&D om nieuwe ICT-producten te ontwikkelen. De ICT-industrie sluit bij uitstek aan op de middelen die de Europese top in Lissabon in 2000 heeft aangewezen om Europa in 2010 tot de meest competitieve regio in de wereld te maken, te weten via onder meer ICT en R&D. Overigens worden volgens statistische richtlijnen bedrijven bij de ICT-industrie ingedeeld als het zwaartepunt van hun activiteiten het produceren van ICT-producten betreft. Dit heeft onder meer tot gevolg dat alle activiteiten van de hierboven genoemde bedrijven tot de ICT-industrie worden gerekend.
De strijdigheid tussen zwakke prestaties en goede competenties is (in elk geval deels) te verklaren uit een onderschatting van zowel de prestaties van het Nederlandse R&D-personeel als van het management van Nederlandse multinationals in de ICT-industrie. Deze onderschatting ontstaat als de fysieke productie in een ander land plaatsvindt dan de kennisproductie en er voor de kennisproductie geen juiste marktwaarde bekend is. Het lijkt er dan op dat de activiteiten van het R&D-personeel en het management niets opleveren, maar ze dragen wel degelijk bij aan de omzetgroei en de productiviteitsgroei van de multinational als geheel. Door de specialisatie in de kennisproductie speelt dit Nederland vermoedelijk meer parten dan menig ander land.
Een tweede vertekening van de Nederlandse productiviteitsprestaties in vergelijking met het buitenland kan de hier toegepaste classificatie van R&D-laboratoria van ICT-bedrijven opleveren. In Nederland worden deze gerekend tot de ICT-industrie, terwijl dit in het buitenland hoogstwaarschijnlijk niet het geval is.
Voor de Nederlandse welvaart springen de positieve uitstralingseffecten van de ICT-industrie in het oog. Er vinden kennisoverdrachten naar andere bedrijven en publieke instellingen plaats. Een duidelijk voorbeeld hiervan is het ICT-cluster rond Philips en de Technische Universiteit in Eindhoven. De exacte omvang van de positieve uitstralingseffecten is overigens moeilijk te bepalen.
Gegeven de specialisatie in kenniswerk is beleid gericht op aanbod van een goed geschoolde beroepsbevolking belangrijk. Voor de toetsing van het succes van het Nederlandse beleid om de Lissabon-doelstellingen te halen, is het daarnaast zaak dat het beleid de beoogde prestaties concretiseert en meet op basis van passende indicatoren. De huidige indicatoren leiden tot een tegenstelling. Naarmate de Nederlandse ICT-industrie zich meer specialiseert op kenniscompetenties, zullen de cijfers over omzet en productiviteit aangeven dat Nederland sterker bij het buitenland achterblijft.
Zie ook het bijbehorende persbericht.
Op basis van CBS-cijfers lijken de prestaties en competenties van deze bedrijfstak met elkaar in strijd in de jaren negentig. De omzet- en productiviteitsgroei blijven internationaal achter en de bedrijfstak maakt weinig gespecialiseerde ICT-producten. Daartegenover staan echter goede competenties. Nederland beschikt over veel ICT-kennis, hoog opgeleid personeel en een aantal hoofdkwartieren en toonaangevende onderzoekscentra zijn hier gevestigd.
Een reden voor het verschil tussen prestaties en competenties is dat het werk aan onderzoek en ontwikkeling (R&D) en het management van Nederlandse multinationals voornamelijk leiden tot productiviteitsgroei in het buitenland. De huidige statistieken zijn gericht op het beschrijven van de nationale economie, waardoor de prestaties van multinationals niet volledig in kaart worden gebracht. Werd dat wel gedaan, dan zou de Nederlandse ICT-industrie internationaal beter voor de dag komen.