Ontwikkeling van het arbeidsinkomen tijdens corona
130.000 meer werknemers leverden fors in door corona, vooral flexwerkers en zelfstandigen
Uit eerder onderzoek bleek al dat bepaalde groepen zwaarder waren getroffen door de coronacrisis. Door gebruik van geanonimiseerde maandelijkse salarisdata biedt deze studie een meer nauwkeurig inzicht in de ontwikkeling van het arbeidsinkomen, de getroffen groepen en de omvang van de financiële buffers voorafgaande de crisis dan tot nu toe bekend was. Elk jaar zijn er wel mensen die er op achteruitgaan, maar in 2020 waren dat er 175.000 meer dan in 2019, waarvan 130.000 werkenden hun inkomsten zelfs met meer dan tien procent zag afnemen. Medewerkers in de horeca zijn het zwaarst getroffen.
De groei van zowel het arbeidsinkomen van flexibele arbeidskrachten als het aantal gewerkte uren door zelfstandigen, is in 2020 gemiddeld vijf procentpunten achtergebleven ten opzichte van de groei in 2019, waarbij parttimers zwaarder zijn geraakt dan fulltimers. Ter illustratie: een gemiddeld fulltime werkende flexibele arbeidskracht heeft een bruto maandinkomen van zo’n 2.000 euro per maand en dit betekent circa 100 euro per maand minder aan arbeidsinkomen. De grootste klap viel in de eerste helft van 2020, snel herstel gedurende de tweede helft van dat jaar heeft erger voorkomen. Bijna de helft van de werknemers die de eerste maanden van de crisis hun baan verloren, had aan het einde van het jaar weer inkomen uit een baan.
Financiële buffers
Werknemers die veel arbeidsinkomen verloren, hadden vaak kleine financiële buffers. De helft van de werknemers met relatief veel verlies van arbeidsinkomen had minder dan 10.000 euro aan liquide middelen. Zelfstandigen hadden iets meer mogelijkheden om zelf het eerste inkomensverlies op te vangen: bij ongeveer een derde waren de financiële buffers kleiner dan 10.000 euro.
Belang van hervormingen
De resultaten van dit onderzoek onderstrepen het belang van structurele hervormingen op de arbeidsmarkt. Centraal daarbij kunnen staan het verkleinen van het onderscheid tussen vast en flexibel werk, het tegengaan van schijnzelfstandigheid en het bevorderen van duurzame inzetbaarheid en economische zelfstandigheid.