De regionale effecten van bilaterale investeringsverdragen op directe buitenlandse investeringen
Deze investeringsverdragen werden vaak afgesloten om de buitenlandse investeerder, afkomstig uit een land waarmee een verdrag is afgesloten , rechtszekerheid te bieden, onder meer door afspraken over internationale arbitrage als er geschillen zijn. Het gebruik van deze verdragen staat echter ter discussie, mede vanwege het toenemend aantal internationale arbitragezaken Naast het gebruik van dit arbitragesysteem is het de vraag of de BITs daadwerkelijk de buitenlandse investeringen stimuleren. In het onderzoek corrigeren we voor mogelijke endogeniteit tussen het verdrag en DBI met behulp van instrumentele variabelen. Wij maken daarbij gebruik van indicatoren voor bestuur en lidmaatschap van internationale organisaties. Wij vinden dat geratificeerde BITs de gemiddelde bilaterale DBI-voorraad met 35% verhogen in vergelijking met de DBI van landenparen zonder een verdrag. De hogere middeninkomenslanden lijken het meest te profiteren van geratificeerde verdragen, terwijl hoge inkomenslanden met een hoge mate van rechtszekerheid helemaal niet profiteren. Dit suggereert dat de investeringsverdragen een substituut zijn voor rechtszekerheid. Ook lagere midden- en lage inkomenslanden ervaren een beduidend grotere instroom van DBI uit landen waarmee zij een verdrag hebben afgesloten. Als er onderscheid gemaakt wordt naar continenten, vinden we dat geratificeerde BITs vooral de DBI-voorraad in Oost-Azië en Midden-en Oost-Europa verhogen.
Lees ook de CPB Notitie 'Bilaterale investeringsverdragen'.