Risk adjustment in the Netherlands; an analysis of insurers' health care expenditures
Risicoverevening ziekenfondsen sterk verbeterd
Naast leeftijd en geslacht bevat het systeem van risicoverevening tegenwoordig ook regionale, sociaal-economische en gezondheidskenmerken van verzekerden. Deze verbetering is belangrijk omdat een goed systeem van risicoverevening een cruciaal onderdeel is van het nieuwe zorgstelsel in 2006.
Dit concludeert onderzoeker Rudy Douven in het vandaag verschenen CPB Discussion Paper 'Risk adjustment in the Netherlands: an analysis of insurers' health care expenditures'. Hij heeft voor de periode 1991-2001 onderzocht hoe het systeem van risicoverevening de gezondheidszorguitgaven van ziekenfondsen heeft beïnvloed.
Goede risicoverevening is belangrijk
Sinds 1991 is sprake van risicoverevening voor de ziekenfondsen via het systeem van normuitkeringen. Risicoverevening houdt in dat verzekeraars met relatief veel hoge risico's financieel gecompenseerd worden. Dit is belangrijk omdat de premie voor de ziekenfondsverzekering niet afhangt van het risico dat de verzekerde meebrengt. Risicoverevening verkleint de prikkels voor verzekeraars om risicoselectie toe te passen, dat wil zeggen om minder aantrekkelijke verzekerden te weren. Wanneer de baten van risicoselectie voor de verzekeraar klein zijn, zal hij zich vooral richten op het contracteren van een doelmatige zorgverlening. Voor een succesvolle invoering van het nieuwe zorgstelsel in 2006 is goede risicoverevening een belangrijke voorwaarde. Er zal dan immers voor alle zorgverzekeraars sprake zijn van een acceptatieplicht en een verbod op premiedifferentiatie naar risicokenmerken.
Ontwikkeling risicoverevening op de ziekenfondsmarkt
Uit het onderzoek blijkt dat risicoverevening de variatie in de gemiddelde gezondheidszorguitgaven per verzekerde tussen ziekenfondsen met ongeveer 85% vermindert. Het systeem van risicoverevening bestaat uit 'risicoverevening vooraf' en 'compenserende maatregelen achteraf'. In de beginjaren negentig werd door 'risicoverevening vooraf' de variatie tussen ziekenfondsen aanvankelijk nog verminderd met 20%, maar door een sterke verbetering van het systeem liep dit percentage op naar ongeveer 55% in het jaar 2001. Vervolgens werd door 'compenserende maatregelen achteraf', zoals nacalculatie en hoge-kostenverevening (het gezamenlijk betalen van ziekenfondsen voor verzekerden met heel hoge kosten), de variatie in de gezondheidszorguitgaven tussen ziekenfondsen verder gereduceerd. Doordat de verbeteringen in het systeem van 'risicoverevening vooraf' hand in hand liepen met een beleidsmatige afname van de 'compenserende maatregelen achteraf', bleef de totale vermindering over de jaren redelijk constant op circa 85%.
Na 'verevening vooraf' kunnen er nog steeds aanzienlijke verschillen optreden tussen ziekenfondsen. Zo was gedurende de periode1997-2001 het gemiddelde ziekenfonds ongeveer 240 euro (2001 prijzen) per verzekerde duurder uit dan het goedkoopste ziekenfonds. Na de 'compenserende maatregelen achteraf' wordt dit bedrag teruggebracht tot ongeveer 70 euro. De studie laat zien dat structurele factoren de resterende verschillen tussen de gezondheidszorguitgaven van ziekenfondsen voor een groter gedeelte bepalen dan willekeurige factoren. Wanneer de resterende structurele verschillen tussen ziekenfondsen volledig verklaard kunnen worden door verschillen in doelmatigheid van de verleende zorg, kan men spreken van een perfect systeem van risicoverevening.
De studie laat zien dat er behalve structurele verschillen in doelmatigheid tussen verzekeraars ook nog andere structurele factoren een rol spelen. Een structurele factor die mogelijk een rol speelt, is de lage projectie van de totale gezondheidszorguitgaven. In de onderzochte periode was die projectie structureel te laag, waardoor verzekeraars met een relatief gezondere populatie bevoordeeld werden. Een mogelijke beleidsoptie is om via 'compenserende maatregelen achteraf' te corrigeren voor een verkeerde projectie van de totale gezondheidszorguitgaven.
Contactpersonen
Deze studie onderzoekt in hoeverre verschillen tussen gezondheidszorguitgaven van ziekenfondsen worden verklaard door risicoverevening gedurende de periode 1991-2001.
We vinden dat het systeem van risicoverevening sterk is verbeterd. Kon prospectieve verevening in het begin van de jaren negentig ongeveer 20% van de variatie in de gezondheidszorguitgaven tussen ziekenfondsen verklaren, in 2001 liep dit percentage op tot ongeveer 55%. De verklaring van dezelfde variatie na retrospectieve verevening bleef na 1995 ongeveer gelijk en schommelde rond de 85%.
De studie laat zien dat de overgebleven variatie in de uitgaven voor een groter gedeelte nog bepaald worden door structurele dan willekeurige factoren. Een structurele factor, die hier mogelijk een rol speelt, is de lage projectie van het macrobudget waardoor verzekeraars met een relatief gezondere populatie bevoordeeld worden. De studie laat verder zien dat nieuwe toetredende ziekenfondsen gedurende 1991-2001 significant lagere uitgaven hadden. We vinden geen aanwijzingen dat schaalgrootte een belangrijke rol heeft gespeeld: grote ziekenfondsen hadden geen significant lagere uitgaven dan kleine ziekenfondsen.