12 december 2006

Concurrentie in Nederland; een analyse van de periode 1993-2001

Concurrentie niet gestegen ondanks stimulerend beleid

Persbericht
Ondanks de stimulerende invloed van het gevoerde concurrentiebeleid is de concurrentie tussen bedrijven in Nederland in doorsnee niet gestegen in de periode 1993-2001. Vooral de gunstige economische groei zorgde voor minder concurrentie op veel markten, resulterend in hogere winstmarges.

Hoewel hogere winstmarges toetreding van bedrijven op een markt uitlokken, wat de concurrentie versterkt, was deze tegenkracht in de onderzochte periode onvoldoende aanwezig. Dit laatste is een aandachtspunt voor beleid, omdat het zou kunnen duiden op toetredingsbelemmeringen.

Dit concluderen de onderzoekers Harold Creusen, Bert Minne en Henry van der Wiel van het Centraal Planbureau (CPB) in het vandaag verschenen CPB Document Competition in the Netherlands, an analysis of the period 1993-2001. In de jaren '90 van de vorige eeuw heeft de overheid geprobeerd de marktwerking verder te verbeteren, bijvoorbeeld met de nieuwe Mededingingswet en met specifieke marktwerkingoperaties als langere openingstijden voor de detailhandel. De studie bekijkt of dit beleid effect heeft gehad door de mate van concurrentie in het Nederlandse bedrijfsleven te meten en te analyseren.

Twee concurrentiemaatstaven
De studie heeft meer dan 100 bedrijfstakken onder de loep genomen, gebaseerd op een groot aantal individuele bedrijfsgegevens. Nooit eerder is dat op zo'n grote schaal voor Nederland uitgevoerd. Concurrentie is daarbij op twee manieren gemeten. De eerste manier kijkt naar de winstmarges, wat een gebruikelijke indicator is voor de mate van concurrentie. De tweede manier berekent een recent ontwikkelde indicator, die meet in welke mate kostenverschillen tussen bedrijven worden omgezet in onderlinge winstverschillen. Het idee hierachter is dat meer concurrentie het verschil in winstgevendheid tussen efficiënte bedrijven en inefficiënte bedrijven vergroot, omdat de winst in inefficiënte bedrijven relatief meer daalt.

Concurrentieontwikkeling loopt uiteen tussen bedrijfstakken
Volgens beide indicatoren is na 1993 de concurrentie tussen bedrijven in Nederland licht afgenomen. Deze daling komt deels door een verschuiving in de economische structuur van de industrie naar de diensten. In de diensten is de concurrentie gemiddeld genomen minder sterk dan in de industrie.
De ontwikkeling van de concurrentie in de ruim honderd bedrijfstakken laat een sterk wisselend beeld zien. In grofweg de helft van alle bedrijfstakken is de concurrentie nauwelijks veranderd, bij een kwart is de concurrentie gedaald en bij het andere kwart gestegen. Voorbeelden van bedrijfstakken waar de concurrentie volgens de indicatoren is afgenomen, zijn accountants, consultantsbureaus en delen van de bouw. Daarentegen is de concurrentie bijvoorbeeld sterker geworden onder apothekers en onder fabrikanten van auto-onderdelen.

Tegenwerkende effecten op concurrentie
De overheid stimuleert marktwerking om zodoende bedrijven te prikkelen efficiënter te werken en te innoveren. De studie geeft aanwijzingen dat de onderzochte maatregelen gunstig uitpakten op de concurrentie tussen 1993 en 2001. Daar staat tegenover dat de sterke groei van de vraag, samenhangend met de hoge economische groei, de concurrentie heeft verzwakt in deze periode. Bij een toenemende vraag en een achterblijvend aanbod hoeven de (gevestigde) bedrijven minder fel te concurreren en zijn de winstmarges hoger. Hogere winstmarges lokken op termijn meer toetreders naar de markt waardoor de concurrentie weer toeneemt. In de onderzochte periode was het effect van toetreding op de mate van concurrentie echter verwaarloosbaar. Dit kan duiden op toetredingsbarrières.

Meten en analyseren concurrentie blijft lastig
De nieuwe indicator blijkt een bruikbare maatstaf bij het meten en analyseren van concurrentie. Toch blijft meting van concurrentie een lastig punt. Zo spreken de twee indicatoren elkaar regelmatig tegen over de richting van de concurrentie per bedrijfstak. Hier kan maar deels een verklaring voor worden gegeven. Ook is in de literatuur nog weinig vergelijkingsmateriaal beschikbaar over hoe een verandering in concurrentie te verklaren valt, bijvoorbeeld uit het overheidsbeleid. In ieder geval kan voor de vraag of concurrentiebeleid succesvol is, niet worden afgegaan op één concurrentie-indicator omdat indicatoren elkaar kunnen tegenspreken en meer factoren concurrentie kunnen beïnvloeden dan beleid alleen.

Tot slot concluderen de onderzoekers dat vanuit beleidsoogpunt bevordering van marktwerking een mogelijk instrument is met als doel bedrijven te prikkelen. Bij de beoordeling gaat het uiteindelijk om de vraag of zo'n instrument bijdraagt aan de maatschappelijke welvaart.

Lees ook het bijbehorende persbericht.

De concurrentiebevorderende beleidsmaatregelen hebben de concurrentie gestimuleerd. De sterk toegenomen vraag zorgde echter voor minder concurrentie. Als de vraag sterker toeneemt dan het aanbod kunnen bedrijven hogere prijzen vragen en hoeven ze onderling minder fel te concurreren. Hogere winsten zouden toetreding van bedrijven moeten uitlokken. Alhoewel toetreding gunstig uitwerkt op concurrentie, heeft het niet geleid tot een substantieel hogere concurrentie in de onderzochte periode. De analyse is gebaseerd op twee concurrentie indicatoren. Het model blijkt het concurrentieverloop van beide goed te kunnen verklaren. Wel blijken een aantal verklarende variabelen statistisch niet significant, met name die van toe- en uittreding.

Dit is een Engelstalige publicatie.

Downloads

Auteurs

Harold Creusen
Bert Minne
Henry van der Wiel