Het economisch belang van onze grondwet
Frits Bos
wetenschappelijk medewerker bij het Centraal PlanbureauEen paar jaar geleden werkte ik bij de Raad van State. Daar hangen aan beide kanten van een marmeren trap twee schilderijen: links een groot portret van Koning Willem I en rechts een even groot portret van Koning Willem II. Met hun fraaie bakkebaarden en hun kenmerkende voorhoofd lijken vader en zoon sprekend op elkaar. Maar ze verschillen in veel opzichten.
Kanalenkoning
In Nederland is vooral Koning Willem I bekend, als onze eerste Nederlandse koning met de bijnaam Kanalenkoning. Hij regeerde tientallen jaren op eigenzinnige wijze, strooide massaal met subsidies voor bedrijven, wegen en kanalen zonder hierover enige verantwoording af te leggen en zonder onderscheid te maken tussen eigen bezit en staatsbezit. Dit leidde tot een dramatische verslechtering van de overheidsfinanciën en een algemene roep om verantwoording.
Internationaal is zijn slechts achttien jaar jongere zoon veel bekender, als de officier die Napoleon bij Waterloo versloeg. Na deze militaire heldendaad mocht hij zelfs trouwen met de dochter van de Russische tsaar. Voor haar liet hij een wit paleisje in het centrum van Den Haag bouwen. En daarnaast kwam ook een aparte zaal voor zijn schilderijen. Het paleisje en deze zaal zijn nu deel van de Raad van State.
Het belangrijkste verschil tussen beide koningen is dat Koning Willem I als regerend vorst inperking van de macht van de koning niet accepteerde. Hij ondertekende de grondwetsherziening van 1840 maar trad in hetzelfde jaar af. En de nieuwe bepalingen over de macht van de koning zouden pas drie dagen na zijn aftreden in werking treden (Koch, J., 2013, Koning Willem I 1772-1843, Uitgeverij Boom; Zanden, J.L. van en A. van Riel, 2000, Nederland 1780-1940; Staat, Instituties en Economische Ontwikkeling, Uitgeverij Balans). Hij werd opgevolgd door zijn zoon. Verdere staatsrechtelijke hervormingen zag deze niet zitten. Maar geschrokken door politieke rellen in Frankrijk en Duitsland ging die later toch akkoord met de grote grondwetherziening van 1848 onder leiding van de liberale politicus Thorbecke.
Volgens de nieuwe grondwet van 1848 was niet de koning verantwoordelijk voor het beleid en de financiën van de rijksoverheid, maar ligt deze taak bij de ministers. De Tweede Kamer wordt ook direct verkozen en mag wetten aanpassen. Ook de rol van de Algemene Rekenkamer veranderde: van een vertrouwelijke rapportage over de rijksfinanciën voor Koning Willem I in een openbare rapportage voor regering en parlement. Een andere belangrijke verandering was de invoering van de vrijheid van onderwijs: niet alleen openbare scholen waren toegestaan, maar ook scholen op basis van geloof of levensovertuiging. Financiering door de overheid bleef echter beperkt tot de openbare scholen.
Rijksfinanciën
In de grondwetsherziening van 1840 moest Koning Willem I al toestaan dat de tienjaarlijkse begroting werd vervangen door een tweejaarlijkse begroting. Ook werd onder druk van de oppositie de staat van de rijksfinanciën gepubliceerd. De staatsschuld bleek te zijn opgelopen tot meer dan 200 procent van het nationaal inkomen. Het openbaar maken van de zeer slechte staat van de rijksfinanciën zorgde voor grote druk om te bezuinigen. In een periode van dertig jaar werden de rijksuitgaven verminderd van 13% van het nationaal inkomen naar minder dan 8%. Ook werd de staatsschuld tegen veel lagere rente geherfinancierd, mede door te dreigen met een eenmalige vermogensbelasting (Van Zanden en van Riel, 2000).
De grondwet van Thorbecke maakte van Nederland een parlementaire democratie. Hierdoor wordt in Nederland sinds 1848 op een democratische wijze besloten over onze wetten, belastingen en overheidsuitgaven. De regering moet jaarlijks verantwoording afleggen en vele ‘checks and balances’ zijn ingebouwd om de rechtvaardigheid, efficiency en effectiviteit te waarborgen.
Aanpassingen
De grondwet is later nog diverse keren aangepast . Zo was in 1848 het kiesrecht nog beperkt tot 10% van de mannen, alleen die mannen die voldoende belasting betaalden. Vanaf 1917 mochten alle mannen stemmen en twee jaar later ook alle vrouwen. In 1983 is de grondwet uitgebreid met artikel 1: discriminatie wegens ras, geslacht, godsdienst en politieke gezindheid is expliciet verboden. En dit jaar is uitdrukkelijk opgenomen dat ook discriminatie op basis van handicap of seksuele geaardheid is verboden. Deze aanpassingen zorgen ervoor dat Nederland een volwaardige democratische rechtstaat is geworden, met gelijke rechten en politieke inspraak voor iedereen.
Politieke en juridische spelregels, zoals onze grondwet, verdragen met de Europese Unie en internationale handelsakkoorden, zijn van groot economisch belang. Ze zijn essentieel voor coördinatie, vertrouwen in andere mensen en veiligheid. Ze geven aan de grote meerderheid van de bevolking rechten en prikkels om te werken, te investeren, onderwijs te volgen en te ondernemen. Volgens Acemoglu en Robinson (Acemoglu, D. en J.A. Robinson, 2012, Waarom Zijn Sommige Landen Rijk en Andere Arm?, Nieuw Amsterdam Uitgevers) zijn dit soort inclusieve instituties een belangrijke verklaring waarom sommige landen, zoals Nederland, welvarend zijn en andere arm.
Onze grondwet garandeert rechtszekerheid en geeft iedere volwassene de mogelijkheid tot deelname aan de politieke macht. Dit leidt weer tot meer inclusief sociaal en economisch beleid. Uitbreiding van het kiesrecht ging bijvoorbeeld hand in hand met uitbreiding van de sociale zekerheid in Nederland. In het recente overzicht van het CPB over de historische ontwikkeling van de Nederlandse economie wordt veel aandacht besteed aan deze onderwerpen. De grondwet is zogezegd al 175 jaar oud, maar nog steeds een hoeksteen van onze rijkdom en brede welvaart van nu.
Frits Bos
- meer over Frits
alle columns en artikelen
Recente CPB columns
- Van wie is de ruimte? - Jeroen Hinloopen
- Kinderwetje uit 1874 nog steeds actueel - Frits Bos
- Misverstanden plagen aanpak van productiviteit - Pieter Hasekamp
alle columns en artikelen