De gemeentelijke inkoop van jeugdzorg
Gebruik type jeugdzorg hangt samen met gemeentelijk inkoopbeleid
Het CPB onderzocht hoe het gemeentelijk inkoopbeleid van jeugdhulp samenhangt met het gebruik van jeugdhulp in de eerste en tweede lijn. Eerstelijnszorg is zorg waarvan iedereen gebruik kan maken zonder verwijzing, zoals het wijkteam of de huisarts. Voor tweedelijnszorg is wel een verwijzing nodig, dit gaat vaak om specialistische en duurdere zorg.
Gemeenten kunnen grofweg op twee manieren tweedelijnsjeugdhulp inkopen. De eerste manier is dat gemeenten offertes opvragen en zelf de keuze maken met wie zij een contract aangaan. De tweede manier is dat elke zorgaanbieder die voldoet aan een set van minimum voorwaarden toegang krijgt en diensten mag leveren, bijvoorbeeld via de ‘Open House’-methode. Gemeenten die zelf aanbieders selecteren op basis van offertes hebben in 2019 21% minder kinderen die gebruik maken van tweedelijnshulp dan gemeenten die aanbieders toelaten op basis van minimum voorwaarden. Tegenover dit kleinere aantal kinderen in de tweede lijn staat een groter aantal kinderen dat hulp krijgt in de eerste lijn, met name in het wijkteam. Het totaal aantal kinderen dat jeugdhulp krijgt, verschilt daarom niet tussen beide manieren van aanbieders contracteren, maar het type hulp is wel anders.
Gemeenten die offertes opvragen, zijn selectiever in het aantal aanbieders dat zij toelaten. Deze gemeenten contracteren gemiddeld veel minder jeugdhulpaanbieders dan gemeenten die alleen minimum voorwaarden gebruiken. Het CPB ziet echter geen direct verband tussen het aantal aanbieders van jeugdhulp in een gemeente en het aantal kinderen dat jeugdhulp krijgt in de tweede lijn. Mogelijk hangt het verschil in het gebruik van tweedelijnsjeugdhulp dan ook samen met een breder beleidspakket van gemeenten om jeugdhulp te verplaatsen van de tweede naar de eerste lijn, en niet zozeer met het aantal aanbieders van jeugdhulp in een gemeente.