Samenwerking kinderopvang en onderwijs
Meer samenwerking kinderopvang en onderwijs geen wondermiddel
Dit concluderen Lisette Swart, Karen van der Wiel en Aenneli Houkes-Hommes in het zojuist verschenen onderzoek van het Centraal Planbureau (CPB) ‘Samenwerking opvang en onderwijs’.
In dit onderzoek worden de voor- en nadelen van deze samenwerking beschrevenLichte vormen van samenwerking tussen opvang en onderwijs, zoals aan dezelfde thema’s werken of informatie over kinderen delen, kosten weinig inspanning en leveren voordelen op voor ouders en kinderen. Dat komt doordat zo meer maatwerk geboden kan worden. Inhoudelijke samenwerking kan positief zijn voor de ontwikkeling van kinderen, vooral voor kinderen met een taal- of onderwijsachterstand. Een kanttekening hierbij is dat juist deze kinderen in verhouding weinig gebruik van maken van opvang.
De samenwerking tussen scholen en kinderopvang kan leiden tot meer segregatie tussen scholen, doordat werkende ouders voor scholen kiezen die samenwerken met de kinderopvang van hun kinderen terwijl niet-werkende ouders zich daar niet door laten leiden. Bovendien kan de keuzevrijheid voor werkende ouders minder worden. Scholen kunnen immers maar met een beperkt aantal kinderopvangorganisaties (intensief) samenwerken.
Er zijn ook effectievere mogelijkheden dan samenwerking om voordelen voor kinderen te bereiken. Zo heeft het verhogen van de kwaliteit van de opvang een groter effect op de ontwikkeling van kinderen. Verder kunnen financiële maatregelen worden genomen om ouders van kinderen met een taal- en leerachterstand te stimuleren om gebruik te maken van de kinderopvang.
Samenwerking tussen opvang en onderwijs levert voordelen op voor gezinnen die gebruik maken van kinderopvang. Door kinderopvang en het basisonderwijs één locatie te laten delen, kost het ouders minder tijd om hun kinderen van de opvang te halen en hoeven zij minder zelf te organiseren. Inhoudelijke samenwerking kan, zolang de pedagogische kwaliteit van de opvang op orde is, positief zijn voor de ontwikkeling van kinderen – vooral voor kinderen met een taal- of onderwijsachterstand. Deze voordelen gelden echter alleen voor kinderen die daadwerkelijk van opvang gebruik maken en juist kinderen met een taal- of onderwijsachterstand maken in verhouding weinig gebruik van opvang.
Op de arbeidsparticipatie van ouders en de segregatie in het gebruik van opvang heeft samenwerking tussen opvang en onderwijs waarschijnlijk nauwelijks effect. Door samenwerking wordt formele opvang aantrekkelijker voor ouders. Eerder onderzoek laat zien dat ouders iets meer gaan werken als opvang financieel aantrekkelijker wordt. Het is te verwachten dat dit ook geldt voor meer samenwerking. Daarnaast wordt segregatie in het gebruik van opvang door samenwerking niet tegengegaan. Laagopgeleide ouders maken minder gebruik van formele opvang dan hoogopgeleide ouders. Samenwerking leidt er niet toe dat het gebruik onder laagopgeleide ouders harder stijgt dan onder andere groepen.
Aan samenwerking kleven ook beperkingen. Samenwerking kan segregatie tussen scholen zelfs in de hand werken. Dit gebeurt als de samenwerking op sommige scholen intensiever is dan op andere scholen. Werkende ouders kiezen namelijk eerder voor dit soort scholen dan niet-werkende ouders. Door het grote aantal kinderopvangorganisaties waar scholen mee te maken hebben, is het bovendien bewerkelijk om intensieve samenwerking tussen opvang en onderwijs vorm te geven zonder de keuzevrijheid van ouders in te perken. Tot slot, voor het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen, het verhogen van de arbeidsparticipatie en het tegengaan van segregatie zijn effectievere of beter uitvoerbare maatregelen te bedenken, zoals het verbeteren van de toegankelijkheid of de kwaliteit van kinderopvang. Deze maatregelen zijn ook in de huidige situatie waarin opvang en onderwijs relatief zelfstandig opereren, te realiseren. Wel hangt aan deze maatregelen een behoorlijk prijskaartje.
Lichte vormen van samenwerking tussen opvang en onderwijs, zoals aan dezelfde thema’s werken of informatie delen over kinderen, lijken een no-regret-beleidsoptie. De tijdsinspanning die het vraagt is beperkt en het heeft een klein positief effect op de betrokken kinderen, omdat er iets meer maatwerk kan worden geboden.