17 oktober 2003

Prikkel de prof; een analyse van de bekostiging van universitair onderzoek

Prikkel de professor tot goed onderzoek, maar vergeet het onderwijs niet

Persbericht
Bij het universitair onderzoek is invoering van sterkere prestatieprikkels wenselijk. Het onderwijs wordt niet de dupe door de bekostiging van universiteiten tegelijkertijd afhankelijk te maken van onderwijsprestaties.

Dit concludeert het Centraal Planbureau (CPB) in het CPB Document 'Prikkel de prof - Een analyse van de bekostiging van universitair onderzoek'. De studie inventariseert de huidige prikkelstructuur voor onderzoek binnen Nederlandse universiteiten en analyseert de voor- en nadelen van sterkere financiële prikkels in de bekostiging van universiteiten.

Op het gebied van onderzoek presteert Nederland internationaal gezien goed, maar deze hoge positie is wankel. Stagnerende studentenaantallen zetten de onderzoekskwaliteit onder druk, omdat de financiering wel aan studentenaantallen is gekoppeld maar niet aan onderzoeksprestaties. Daarnaast streeft het huidige Kabinet ernaar de goede internationale positie voor het onderzoek verder uit te bouwen. Hoe valt het wetenschappelijk onderzoek te versterken?

Een groot deel van de onderzoeksbekostiging wordt al sinds het begin van de jaren tachtig volgens nagenoeg vaste aandelen verdeeld over de universiteiten. Een rechtvaardiging voor dit verdeelmodel is moeilijk te vinden. Het invoeren van prestatieprikkels zorgt ervoor dat een groter deel van het onderzoeksbudget terechtkomt bij universiteiten en onderzoekers die goed presteren. Dit maakt goed presterende universiteiten een meer aantrekkelijke werkgever. In het Verenigd Koninkrijk zijn hiermee positieve ervaringen opgedaan.

Welke risico's zijn verbonden aan introductie van sterkere prestatiebekostiging van onderzoek? Universiteiten moeten hun aandacht verdelen tussen het doen van onderzoek, Bachelor- en Masters onderwijs, opleiden van promovendi en verspreiding van wetenschappelijke kennis ten behoeve van de samenleving (o.a. het bedrijfsleven). Het eenzijdig prikkelen van één activiteit (het onderzoek) gaat vermoedelijk ten koste van de andere activiteiten. Ook op de andere activiteiten kunnen prikkels worden geïntroduceerd. Een systeem waarbij de bekostiging van universiteiten afhangt van zowel onderzoeksprestaties, onderwijsprestaties als aantallen studenten en promovendi, levert een balans tussen de diverse activiteiten en zal naar verwachting leiden tot een verbetering bij zowel onderzoek als onderwijs.

De reden dat prikkels hier kansrijk zijn, is dat onderzoek- en onderwijsprestaties in aanleg goed meetbaar zijn. Dit geldt niet voor de verspreiding van wetenschappelijke kennis, bijvoorbeeld ten behoeve van het bedrijfsleven. Op dit gebied worden evenwel allerlei andere initiatieven ontplooid. Zo ondervinden universiteiten de komende jaren een sterke prikkel om samen te werken met het bedrijfsleven via de zogeheten ICES-KIS middelen (een fonds van 800 mln euro voor gezamenlijk onderzoek van universiteiten en bedrijfsleven) en zijn er allerlei niet-universitaire kennisintermediairs zoals TNO actief op dit terrein.

Een systeem dat prikkelt op zowel onderzoek als onderwijs, spoort universiteiten aan om publieke doelen te realiseren: hoogstaand onderwijs èn onderzoek. Het verdient daarmee serieuze overweging.

Lees ook het bijbehorende persbericht.

Dit rapport gaat in op een aantal vragen rond de invoering van prestatieprikkels in de onderzoeksbekostiging. Welke onderzoeksprikkels gaan uit van de verdeelmodellen die universiteiten hanteren bij de interne verdeling van onderzoeksmiddelen? Wat zijn de belangrijkste gevolgen van sterkere onderzoeksprikkels in het landelijke verdeelmodel, wat zijn eventuele risico's? Wat zijn de beleidsimplicaties voor de bekostiging van universiteiten?

Auteurs

Marc Pomp
Richard Venniker
Marcel Canoy

Lees meer over