13 maart 2015

Macro-economische effecten aanpassingen arbeidsduur

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft het CPB verzocht om de macro-economische effecten van arbeidsduurverandering in kaart te brengen.
No title

Het CPB heeft eerder een vergelijkbare doorrekening gedaan (CPB, 2004). Het belangrijkste verschil is dat er dit keer vijf concrete varianten zijn genoemd:

  1. Schrappen van één verplichte vrije dag
  2. Verlenging voltijdweek naar 40 uur
  3. Verkorting voltijdweek naar 32 uur
  4. Iedereen één uur per week langer werken
  5. Deeltijders één uur per week langer werken

De belangrijkste bevindingen:

In een perfect flexibele arbeidsmarkt met rationele werkgevers en werknemers heeft een formele arbeidsduurverandering geen effect. De werkelijkheid kan hiervan afwijken door 1) de rol van de overheid en sociale partners in het proces van loonvorming en arbeidsvraag en 2) suboptimaal gedrag van individuen, bijvoorbeeld om gedragseconomische redenen.

De grootste economische effecten van een formele arbeidsduuraanpassing worden verwacht bij voltijders, omdat zij vaker tegen institutionele grenzen aanlopen dan deeltijders.

Een arbeidsduurverkorting heeft grotere effecten dan een -verlenging, omdat eerstgenoemde bindend is. Een arbeidsduurverlenging heeft alleen effecten wanneer de huidige instituties bindend zijn voor werkgevers en werknemers.

Een formele arbeidsduurverkorting leidt volgens de empirische literatuur vaak tot een aanpassing van de werkelijke arbeidsduur. Het effect op de werkgelegenheid is meestal nihil. De uurlonen stijgen meestal op korte termijn omdat de jaarlonen niet (volledig) met de arbeidsduur mee omlaag gaan.

Analyse van de vijf concrete varianten: op basis van resultaten uit de theorie en empirie blijkt dat bij de eerste drie varianten de effecten van de formele arbeidsduuraanpassing kleiner zijn dan de institutionele aanpassing zelf. Dit komt door het gedrag van sociale partners en individuen. In de laatste twee varianten is de omvang van deze gedragsreacties vooraf opgelegd, maar is de haalbaarheid van deze varianten klein, zeker wanneer het deeltijders betreft.

Uit de analyse met Saffier volgen enkele aanvullende conclusies over de macro-economische effecten van arbeidsduurverandering. Ten eerste maakt het op lange termijn niet uit of de jaarlonen initieel wel of niet meebewegen met de arbeidsduur, omdat op die termijn de reële lonen gelijk opgaan met de arbeidsproductiviteit. Ten tweede blijkt dat de winst of het verlies van een arbeidsduurverandering niet alleen bij werkenden terechtkomt, maar ook deels bij de overheid (meer of minder belastinginkomsten) en het buitenland (goedkopere of duurdere Nederlandse goederen en diensten).

Auteurs

Frank van Es