Koopkracht, een kwestie van kwartjes
Statische koopkrachtcijfers beter geschikt om beleidseffecten inzichtelijk te maken
De statische koopkrachtcijfers worden berekend onder de aanname dat mensen niet trouwen, scheiden, kinderen krijgen, of een baan vinden of verliezen. Deze veranderingen in de persoonlijke situatie kunnen koopkrachteffecten hebben van tientallen procenten. Het lijkt voor de hand te liggen om de persoonlijke situatie dynamisch te maken in de koopkrachtcijfers. Toch houdt het CPB vast aan het gebruik van de statische koopkracht bij de ramingen. Deze cijfers zijn namelijk beter bruikbaar om de effecten van voorgenomen beleid in kaart te brengen. Dat schrijven CPB-onderzoekers Miriam Gielen en Mathijn Wilkens in de vandaag verschenen CPB Policy Brief Koopkracht, een kwestie van kwartjes.
De koopkrachtcijfers zijn vooral bedoeld om de gevolgen van veranderingen in beleid en de economische situatie weer te geven. Dat is ondoenlijk als dynamische effecten worden gepresenteerd, omdat hierdoor de interpretatie van veranderingen in koopkracht veel complexer wordt. Verder zijn wijzigingen in de persoonlijke situatie van mensen normaal gesproken geen onderwerp van beleid.
De jaarlijkse politieke discussie over beleidsmatige reparaties van de koopkracht van bepaalde groepen gaat doorgaans over kwarten tot halve procentpunten koopkrachtverandering. Dat valt in het niet bij de koopkrachtveranderingen voor huishoudens die van bijstand naar werk stromen, trouwen of een echtscheiding doormaken.
Bij de interpretatie van de koopkrachtcijfers in de reguliere CPB-publicaties, is het daarom goed in het achterhoofd te houden dat bij de berekening verondersteld is dat er geen veranderingen zijn in de persoonlijke situatie van de huishoudens die worden weergegeven in de cijfers en de puntenwolken.
Het CPB publiceert twee keer per jaar uitgebreide koopkrachtcijfers, in het Centraal Economisch Plan (maart) en de Macro Economische Verkenning ( september). Daarnaast worden er koopkrachtcijfers gerapporteerd in de doorrekening van de verkiezingsprogramma’s. Net als bij andere onderdelen van het werk kijkt het CPB met enige regelmaat of de (koopkracht-)cijfers beter kunnen worden gedefinieerd, of weergegeven.
Lees ook het persbericht.
Dat betekent dat de middelste koopkrachtverandering (de mediaan) beperkt lager ligt dan in de dynamische werkelijkheid het geval is. Het verschil wordt grotendeels verklaard door de incidentele beloningen (bijvoorbeeld periodieke loonsverhogingen en bonussen). Daarnaast is de spreiding rond de mediaan aanzienlijk kleiner dan bij de dynamische koopkracht.
Om inzicht te geven in de ontwikkeling van de koopkracht van jaar op jaar gebruikt het CPB in de reguliere publicaties de statische koopkracht. Het verschil tussen statische en dynamische koopkracht is dat statische koopkracht de persoonlijke omstandigheden constant (statisch) veronderstelt. De dynamische koopkracht doet dat niet. Werkgerelateerde overgangen, zoals baanverlies en incidentele beloningen, worden uitgesloten bij statische koopkracht, evenals demografische overgangen zoals trouwen en kinderen krijgen. Bij dynamische koopkracht worden deze overgangen wel meegenomen.
Hoewel het dus voor de hand zou liggen om dynamische koopkrachtcijfers te rapporteren, blijft het CPB echter werken met de statische koopkrachtcijfers voor reguliere ramingen. Deze definitie is beter bruikbaar dan de dynamische koopkrachtdefinitie. Ten eerste worden veel persoonlijke overgangen, zoals trouwen en kinderen krijgen, niet door de overheid beïnvloed en zijn deze geen onderdeel van het inkomensbeleid. Ze zijn daarom minder relevant in de analyse van de effecten van inkomensbeleid, een centraal onderdeel van de reguliere ramingen. Ten tweede is de trefzekerheid van een dynamische koopkrachtraming minder groot, omdat overgangen aanvullend geraamd moeten worden. Dit voegt extra onzekerheid toe aan de raming. Ten slotte wordt zowel de berekening als de interpretatie van de koopkracht complexer, omdat koopkrachteffecten niet alleen door beleid en economische factoren ontstaan, maar ook door veranderingen die per huishouden anders kunnen zijn.
Bij de interpretatie van de statische koopkrachtcijfers in de reguliere CPB-publicaties, is het goed altijd in het achterhoofd te houden dat de dynamische koopkracht beter overeenkomt met de werkelijk ervaren koopkracht. De jaarlijkse politieke discussie over beleidsmatige reparaties van de statische koopkracht van bepaalde groepen gaat doorgaans over kwarten tot halve procentpunten koopkrachtverandering. Dat steekt schril af tegen de koopkrachtveranderingen van tientallen procenten voor bijvoorbeeld huishoudens die van bijstand naar werk stromen, trouwen of een echtscheiding doormaken.