1 mei 2006

Investeren in kennis en innovatie: Analyse van ICRE-projecten tweede tranche 2005

Magere oogst investeringsvoorstellen kennis en innovatie

Persbericht
Vanwege nieuwe meevallers bij de aardgasbaten konden in de tweede helft van 2005 wederom voorstellen voor investeringsprojecten worden ingediend, te betalen uit een nieuwe investeringsimpuls via het Fonds Economische Structuurversterking. In dit kader heeft het CPB nu ruim 20 voorgestelde kennisprojecten beoordeeld.

Dit levert een vrij mager resultaat op: ruim de helft van de ingediende projecten kan, ook na een serieuze aanpassing, niet voldoen aan de basiscriteria om tot een gunstig maatschappelijk rendement te komen.

Projecten die wel gunstig beoordeeld zijn, betreffen onder meer de ontwikkeling van een aardappelziekte-resistente aardappel en de verbetering van terrorisme- en criminaliteitsbestrijding door toepassing van ICT.

Dit concludeert het Centraal Planbureau (CPB) in het vandaag verschenen CPB Document 'Investeren in kennis en innovatie: Analyse van ICRE-projecten tweede tranche 2005'. Het CPB heeft op verzoek van de Interdepartementale Commissie voor de Ruimtelijke Economie (ICRE) en de Commissie voor Wetenschap, Technologie en Innovatie (CWTI) ook de tweede tranche aan investeringsvoorstellen uit 2005 beoordeeld. De toetsing van het CPB draagt informatie aan ten behoeve van de politieke besluitvorming.

Het gaat om ruim 20 kennis- en innovatieprojecten op het gebied van onder meer ICT, veiligheid, gezondheid, landbouw en sport. Voor kennis- en innovatieprojecten is in deze tranche 140 mln euro uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) beschikbaar gesteld. In april heeft hierover besluitvorming plaatsgevonden in het Kabinet.

Evenals bij de beoordeling van de vorige tranche in juni 2005 kan de efficiëntie van veel voorstellen worden verbeterd door een hogere eigen bijdrage van belanghebbende instituten en bedrijven. Een belangrijke tekortkoming van veel projecten is dat deze zelden een helder beeld geven van hoe de voorgestelde activiteiten aansluiten bij de reeds bestaande kennisinfrastructuur.

Een verklaring voor de teleurstellende beoordeling van de ingediende voorstellen is wellicht dat in korte tijd zeer veel investeringsgelden beschikbaar zijn gekomen uit de aardgasbaten. In de zeer beperkte tijd die beschikbaar was voor deze nieuwe tranche, was het voor de indieners waarschijnlijk redelijkerwijs niet mogelijk om nieuwe goed doortimmerde innovatieve plannen te ontwikkelen.
Een andere verklaring voor het magere resultaat kan liggen bij 'afnemende meeropbrengsten'. Er zijn al vele initiatieven gelanceerd en de toegevoegde waarde van telkens weer nieuwe initiatieven is in de tijd wellicht aan het afnemen.

CPB-aanpak beoordelingen
Centraal in de analyse staat de vraag in hoeverre projecten de maatschappelijke welvaart vergroten. Het CPB hanteert een breed welvaartsbegrip, waarbij niet alleen financieel-economische effecten, maar ook andere zaken waar mensen waarde aan toekennen, zoals natuur, milieu en gezondheid, een rol spelen.

De gebruikte beoordelingscriteria zijn, net als bij eerdere beoordelingsrondes:

  • Legitimiteit/subsidiariteit: ligt overheidsingrijpen in de rede? En in hoeverre is er een taak weggelegd voor de rijksoverheid, of ligt betrokkenheid van andere overheden meer in de rede?
  • Effectiviteit: in hoeverre draagt een project bij aan de met dit project beoogde doelen?
  • Efficiëntie: hoe verhouden de verwachte baten van een project zich tot de kosten?

Het CPB beschikt niet over de kennis om de wetenschappelijke kwaliteit van de voorstellen te beoordelen. De Commissie van Wijzen heeft zich, parallel aan de CPB-beoordeling, hierover gebogen. Het CPB heeft de projecten ingedeeld in drie categorieën: gunstig, gemengd, en ongunstig.

Positief beoordeelde projecten
Voorstellen (of delen daarvan) die als gunstig zijn beoordeeld, zijn 'Digitaal Klantdossier' (een digitaal dossier in de keten van werk en inkomen), 'Verbetering Information Awareness' (verbetering terrorisme- en criminaliteitsbestrijding door toepassing van ICT), het onderdeel 'Technostarters' bij het project 'Creatieve Industrie', 'De ontwikkeling van een duurzame Phytophthora (aardappelziekte) resistente aardappel', 'De bepaling van de volgorde van een aardappelchromosoom', en het 'PPS onderzoeksprogramma scheidingstechnologie'.

Bij de eerste twee projecten is het aannemelijk dat er efficiencywinsten optreden door gebruik van ICT. Bij het derde project gaat het om een meer generieke regeling, waarbij de creatieve industrie dezelfde voorwaarden worden geboden als bij de (redelijk goed functionerende) regeling voor technostarters. De beide aardappelprojecten zijn innovatieve projecten, die bij slagen een gunstig maatschappelijk rendement zullen opleveren. Deze projecten zijn concreet en uitstekend onderbouwd, zowel financieel als organisatorisch. Ook het 'PPS onderzoeksprogramma scheidingstechnologie' (voor de olie- en voedingsindustrie) is goed onderbouwd. Positief is ook dat private partijen bij dit project een substantiële bijdrage leveren.

Projecten met een gemengd beeld
De projecten in deze categorie zijn redelijk tot goed onderbouwd. In de meeste gevallen is de private inbreng echter gering in verhouding tot de verwachte baten die private partijen kunnen incasseren. Dit geldt met name voor 'NL-UPL voor ITER' (subsidies aan het MKB voor het ontwikkelen van instrumenten voor een reactor voor kernfusie) en de versnelling van de ontwikkeling van een 'Vaccin tegen het RS-virus'. Voor het 'Topinstituut Groene Genetica' is de samenhang met bestaande initiatieven op dit terrein het belangrijkste aandachtspunt.

Negatief beoordeelde projecten
Ongunstig op legitimiteit/subsidiariteit scoorden onder meer 'Innosport' (een project om topsport te bevorderen door stimulering van nieuwe topsportproducten), 'GATE' (de oprichting van een instituut voor de game-industrie), en 'Software als Service' (subsidies voor onderzoek in applicatiesoftware). Bij deze projecten is nauwelijks sprake van marktfalen. De baten zijn door marktpartijen te incasseren. Overheidsbetrokkenheid ligt dus niet voor de hand. Een instituut in een dynamische markt als de game-industrie kan zelfs verstorend werken.

Andere projecten scoorden ongunstig op effectiviteit en efficiëntie. Soms sluit het middel niet logisch aan bij het achterliggende doel. Voorbeelden hiervan zijn 'Innosport', en het 'National Institute voor City Innovations' (een instituut om de grotestedenproblematiek aan te pakken door fundamenteel onderzoek). Projecten als 'Voeding en Gezondheid' en 'NIVO' (een ICT-project van Defensie) zijn vaag en slecht onderbouwd.

Weer andere projecten zijn prematuur. De 'Kwaliteitsimpuls Delta-instituut', vraagt alvast een uitbreiding voor een instituut dat nog niet is opgericht. Bij het WCFS+, een continuering en uitbreiding van een technologisch topinstituut (TTI) op het gebied van de food & nutrition, liggen de belangrijkste knelpunten bij de uit meerdere evaluaties gebleken gebrekkige uitwisseling van kennis met partijen buiten het TTI, met name het midden- en kleinbedrijf. Bij het 'NIRICT' (een ICT-centrum van de universiteiten van Twente, Delft en Enschede) is de relatie met de eerder toegezegde 50 mln euro voor een versnelling van het transitieproces onduidelijk.

Contactpersonen

Deze publicatie bevat de beoordeling van 24 projecten in het kennisdomein. Voor 8 projecten zijn, naar aanleiding van de eerste beoordeling van het CPB en die van de Commissie van Wijzen, aangepaste projectvoorstellen ter beoordeling ingediend. De resultaten van deze herbeoordelingen zijn in deze publicatie opgenomen. Uitgangspunt voor een beoordeling vormt de vraag of een project naar verwachting bijdraagt aan de maatschappelijke welvaart. Het doel van de beoordeling is om informatie aan te dragen voor afweging door het Kabinet. Gezien de beperkte tijdspanne van het project, heeft de analyse het karakter van een quick scan.

Auteurs

Lees meer over