8 november 2012

Het nulalternatief voor KBA's van grote gebiedsgerichte projecten: Een verkenning op basis van de casus Schaalsprong Almere

Waar wonen en werken mensen? Waar vestigen bedrijven zich? Waar zijn voorzieningen nodig? En waar staan de files? De antwoorden op deze vragen zijn deels afhankelijk van gebiedsontwikkelingsprojecten.
No title

Gebiedsontwikkelingsprojecten beïnvloeden waar mensen wonen en werken, waar bedrijven zich vestigen, waar voorzieningen nodig zijn en waar de files staan. Als dat soort effecten belangrijk zijn buiten de directe omgeving van het project, is het voor de analyse met een kosten-batenanalyse (KBA) nodig om het nulalternatief - de situatie die zich zou voordoen als het project niet wordt uitgevoerd en waartegen het projectalternatief wordt afgezet om de projecteffecten te bepalen- ruimtelijk expliciet te maken.

In deze notitie onderzoeken CPB en PBL een methode om daarmee om te gaan en wat dat betekent voor de projecteffecten. We doen dat door de ontwikkeling met het project te vergelijken met de ontwikkeling in een WLO-scenario. Daarbij is het niet alleen belangrijk is om vast te stellen hoe het project het ruimtelijke programma in het plangebied beïnvloedt, maar ook wat er daardoor daarbuiten gebeurt en welke ruimtelijke reikwijdte daarbij aannemelijk wordt geacht.

Om te verkennen wat deze aanpak betekent, passen wij deze toe op een concrete casus, namelijk de Schaalsprong Almere. Dit wordt uitgewerkt in cijfermatige berekeningen waarbij de Schaalsprong wordt afgezet tegen alternatieven met verschillende ruimtelijke reikwijdtes van het project. Het doel van deze exercitie is voornamelijk illustratief.

De berekeningen laten zien dat het verschil in uitkomsten tussen reikwijdtes groot is: tussen circa -0,3 mld en +0,2 mld euro (afgezien van onbekende posten). De grondopbrengsten zijn daarvoor de belangrijkste verklaring. Ook voor de andere posten is de keuze voor de reikwijdte onderscheidend. De keuze voor een bepaalde reikwijdte in de KBA van gebiedsontwikkelingsprojecten met aanmerkelijke ruimtelijke effecten verdient dan ook een gedegen onderbouwing. De KBA-opsteller kan de relevante reikwijdte bepalen op basis van de relevante beleidsliteratuur. Hij dient echter ook de omvang van de relevante markt - bijvoorbeeld de woningmarkt of de arbeidsmarkt - daarbij te betrekken. Modelexercities waarbij de reikwijdte van het project met een model zoals TIGRIS XL wordt bepaald kunnen daarbij nuttig zijn.

De methode die CPB en PBL in deze notitie ontwikkelen kan vooral van nut zijn voor grote of complexe gebiedsgerichte projecten met aanzienlijke ruimtelijke effecten. Toepassing van de methode is in deze notitie geïllustreerd maar vraagt nog wel om verdere ijking. De methode brengt een extra onderzoekslast met zich mee. Met een vroege inzet van deze methode in het beleidsvoorbereidingsproces, betaalt deze extra onderzoekslast zich echter terug door een efficiëntere beleidsvoorbereiding waarbij kansrijke oplossingen makkelijker worden geïdentificeerd en minder kansrijke alternatieven eerder worden los gelaten. Dat sluit aan bij de recente ontwikkeling op een aantal terreinen (infrastructuur, water) om in toenemende mate de KBA methodologie te gebruiken om het project te optimaliseren, wat substantiële maatschappelijke en budgettaire baten blijkt op te leveren. Bovendien vermindert het de onderzoekslast later in het proces.

Naast de contactpersonen is aan deze notitie gewerkt door Sabine Visser, Annemiek Verrips, John Blokdijk, Stephaan Declerck en Jordy van Meerkerk. Deze notitie heeft verder veel profijt gehad van discussies met en commentaar van collega’s van het PBL en het CPB.

Auteurs

Gerbert Romijn

Lees meer over