Het effect van scholingsbeurzen voor leraren op hoger onderwijsdeelname en -afronding: Een regressie-discontinuïteit analyse
Lees ook het CPB Achtergronddocument.
De discontinuïteit is ontstaan doordat het aantal aanvragen in de eerste ronde veel hoger was dan het budget toeliet en de lerarenbeurzen vervolgens zijn toegewezen op volgorde van binnenkomst van de aanvragen. Het geschatte positieve effect van toewijzing van een lerarenbeurs op zowel de kans op deelname als op afronding ligt gemiddeld in de orde van 10 tot 20 procentpunt. Dit komt overeen met een relatief effect van 12-29 procent op deelname en 17-42 procent op afronding. De effecten op deelname en afronding zijn hoger dan gemiddeld voor aanvragers die nog niet gestart waren met de opleiding op het moment van aanvraag, maar lager dan gemiddeld voor aanvragers voor kortere opleidingen tot en met een jaar. Deze effecten zijn gemeten vijfeneenhalf jaar na aanvraag van de lerarenbeurs. De lerarenbeurs vormt grotendeels een substituut voor zowel financiering uit reguliere scholingsbudgetten van scholen als voor financiering uit eigen bijdragen van leraren. Er zijn aanwijzingen voor beperkte positieve effecten van de lerarenbeurs op de kans om in het onderwijs te blijven. Deze effecten lijken geconcentreerd bij leraren in het voortgezet onderwijs en bij leraren die nog niet gestart waren met de opleiding op het moment van de aanvraag.