4 maart 2015

De economie van de stad

De ministeries van BZK, EZ en I&M werken samen aan de Agenda Stad. Hierin staat onder andere het economische potentieel van steden centraal. Het CPB en PBL is gevraagd de snelgroeiende literatuur over dit thema (hoe werkt de economie van de stad?) samen te vatten en te relateren aan de vraag hoe (rijks)beleid de kracht van de stad kan versterken.
No title

In deze CPB-PBL Notitie komt naar voren dat door zogenoemde agglomeratievoordelen bedrijven en mensen in steden productiever zijn (ongeveer 2 tot 10% bij verdubbeling van de dichtheid), en ook profiteren van meer en betere voorzieningen. We beschrijven uitvoerig de mechanismen waarom dat zo werkt (sharing, matching & learning). Daarnaast duidt de literatuur dat agglomeratie-effecten de laatste tijd belangrijker zijn geworden. Met een groeiend belang van kennis en creativiteit in economieën kan verwacht worden dat dit belangrijk blijft.

De notie dat nabijheid en dichtheid belangrijke principes zijn, leidt echter geenszins tot (simplistische) gouden regels. Het economische succes van steden hangt ook sterk samen met hoe de principes van agglomeratievoordelen in de praktijk uitwerken. Dat is sterk afhankelijk van het type banen (arbeidsmarkt), type activiteiten en de levenscyclus van sectoren en is dus contextspecifiek. Daarnaast is de stad ook een broedplaats voor innovatie, kennis en ondernemerschap en daarmee dynamische groeiprocessen. Omdat arbeidsmarkten en innovatieprocessen in verschillende steden anders functioneren, hebben steden niet allemaal hetzelfde groeipad. En niet onbelangrijk, agglomeratievoordelen treden niet alleen op in heel grote (monocentrische) steden, ook een samenstel van middelgrote (polycentrische) steden biedt een basis voor agglomeratievoordelen. Bovendien treedt er een afruil op tussen agglomeratievoor- en nadelen (hoge woonlasten, filedruk en leefbaarheidsproblemen) in steden. De balans in een polycentrische structuur hoeft niet negatief uit te werken. De literatuur duidt dat steden belangrijk zijn voor de economie, maar welke steden daarin voorop gaan lopen is minder duidelijk. Dat geldt ook voor de Nederlandse situatie.

Vervolgens gaan we in op de vraag of en welke rol overheden kunnen spelen om de economie van steden te versterken. Argumenten van markt- en overheidsfalen spelen daarbij een rol. Kort samengevat biedt het bestaan van positieve en negatieve externaliteiten (agglomeratievoor- en nadelen) ruimte voor (legitiem) overheidsingrijpen. Dit kan locatie-specifiek zijn (bijvoorbeeld door investeringen in infrastructuur; het ‘openhouden van ruimte’). De domeinen woningmarkt, onderwijs en innovatie (kennisinfrastructuur) kunnen logische aanknopingspunten bieden om beleid op te richten. De vraag of de rijks- of regionale overheid het voortouw moet nemen is daarbij van belang.

Het principe van ‘go-with-the flow’ hanteren we daarbij als belangrijk uitgangspunt: beleidsmatig meebewegen in plaats van het sterk kiezen (voor een sector, een cluster, of een stad). Het gaat dus eerder om het faciliteren van (of investeren in) ontwikkelingen die al plaatsvinden en het wegnemen van belemmeringen.

Deze notitie biedt een basis voor beleid om gerichter het beleid op de economische Agenda Stad uit te werken en te concretiseren. Daarbij is additionele kennis belangrijk, want deze notitie pretendeert niet volledig te zijn; de departementen stelden immers meer vragen dan we in het korte tijdsbestek waarin deze notitie is geschreven konden beantwoorden. We sluiten daarom af met een aantal onderzoeksideeën, als suggesties om de vele beleids- en kennisvragen nader op elkaar af te stemmen.

Downloads

De economie van de stad
Engels, Pdf, 2.1 MB

Auteurs

Sara Delgado
Otto Raspe (PBL)