Centraal Economisch Plan (CEP) 2015
Centraal Economisch Plan 2015 gepubliceerd
Er zijn diverse alternatieven voor de belastingheffing op financieel vermogen (box 3). Momenteel wordt een fictief (forfaitair) rendement van 4% op alle box-3-vermogens belast. Huishoudens met grotere vermogens blijken een (relatief) hoog rendement te kunnen halen doordat hun vermogen voor een groter deel bestaat uit activa met een hoog (langjarig) rendement. Een heffing op het daadwerkelijk vermogensrendement heeft als voordeel dat de belasting meer geheven wordt naar draagkracht en meer stabiliserend werkt voor de economie. Nadeel is dat de opbrengst aanzienlijk minder stabiel is en de uitvoering is ook ingewikkelder. Maar er zijn ook andere alternatieven, zo blijkt uit het Centraal Economisch Plan 2015 (CEP), dat vandaag door het Centraal Planbureau is gepubliceerd.
De kerncijfers uit het CEP werden reeds op donderdag 5 maart jl. gepubliceerd. Nu is ook het gehele boek beschikbaar, waarin de koopkrachtplaatjes voor 2015 en 2016 in meer detail worden gepresenteerd. Dit jaar neemt de mediane koopkracht met 1,2% toe, dankzij de lage inflatie en dalende pensioenpremies. Werkenden gaan er het meest op vooruit (1,6%). Gepensioneerden gaan er met 0,7% het minst op vooruit, omdat de pensioenen maar beperkt geïndexeerd zijn. In 2016 is er geen mediane toename van de koopkracht. Werkenden gaan er met 0,3% het meest op vooruit, maar gepensioneerden gaan er 1,3% op achteruit. Dat wordt veroorzaakt door de beperkte indexatie van pensioenen en door overheidsbeleid.
In het CEP staat traditiegetrouw een aantal ‘kaders’, waarin kort op een bepaalde vraag of onderwerp wordt ingegaan. Dit keer staan onder meer centraal: de kwantitatieve verruiming door de Europese Centrale Bank, de fan charts die de onzekerheid rond de raming aangeven, de stijgende activaprijzen, de herkapitalisatie van banken, de Nederlandse tekortreductie in internationaal perspectief, en de gasbaten.
De macro-economische kerngegevens zijn als volgt (Lees ook het persbericht van 5 maart j.l). De economische groei trekt dit jaar aan tot 1,7% en volgend jaar tot 1,8%. De daling van de euro ten opzichte van de dollar en de forse daling van de olieprijzen zijn gunstig voor de Nederlandse economie. Er is sprake van een gestaag herstel, dat vanaf dit jaar ook gedragen wordt door de binnenlandse bestedingen. De werkgelegenheid neemt flink toe, maar de werkloosheid daalt slechts licht naar 7% in 2016. De inflatie blijft laag, in lijn met de Europese prijsontwikkeling. Zowel de consumptie als de bedrijfswinsten en de investeringen krijgen dit jaar per saldo een impuls door de lage inflatie. Het begrotingstekort daalt naar 1,8% dit jaar en 1,2% volgend jaar. Het voor conjunctuur en incidenten gecorrigeerde structurele EMU-saldo is -0,5% bbp in 2015 en 2016. In beide jaren is dit gelijk aan de middellangetermijndoelstelling (MTO) volgens de Europese begrotingsregels.
Ga direct naar de cijfers.
Lees het bijbehorende persbericht, achtergronddocument 'vermogen box 3', het achtergronddocument 'beoordeling technische veronderstellingen', ga direct naar de kerncijfers of download de Excel-bijlagen hieronder.
Het gestage herstel van de mondiale economie lijkt onder invloed van de lage energieprijzen wat aan kracht te winnen. Dit herstel, in combinatie met de daling van de euro ten opzichte van de dollar, is gunstig voor de Nederlandse economie. De economische groei trekt dit jaar aan tot 1,7% en volgend jaar tot 1,8%. Er is sprake van een gestaag, maar niet van een uitbundig herstel, dat vanaf dit jaar ook gedragen wordt door de binnenlandse bestedingen. De inflatie blijft laag, in lijn met de Europese prijsontwikkeling. Zowel de consumptie als de bedrijfswinsten en de investeringen krijgen dit jaar een impuls door de lage inflatie. Dit jaar verbetert de koopkracht met 1,2%, terwijl volgend jaar de koopkracht ongewijzigd blijft. Werkgelegenheid en arbeidsaanbod groeien beide, waardoor de werkloosheid licht daalt naar 7,0% in 2016. Het overheidstekort daalt naar 1,8% bbp dit jaar en 1,2% bbp volgend jaar. De collectieve uitgaven als percentage van het bbp nemen duidelijk af, vooral de uitgaven aan zorg en sociale zekerheid. Het voor conjunctuur en incidenten gecorrigeerde structurele saldo is -0,5% bbp in 2015 en 2016 en is daarmee gelijk aan de middellangetermijndoelstelling volgens de Europese begrotingsregels.
De onderstaande bijlagen worden ook beschikbaar gesteld als csv-bestanden op de Cijfer-pagina 'Open data'.
Downloads
Open data
Het CPB stelt "Open data" beschikbaar in de vorm van te downloaden databestanden.
Met het beschikbaar stellen van "Open data" starten we met:
- Ramingsdata (MEV 2016 en CEP 2015)
Beoordeling van technische veronderstellingen over wisselkoersen, olieprijzen en rentes (CEP 2015)
Dit achtergronddocument begeleidt het Centraal Economisch Plan 2015.
De genoemde vier variabelen worden gebruikt als exogenen in ramingen voor de wereldeconomie en ramingen voor de Nederlandse economie.
Eerst presenteren we een kort overzicht van de theorie en van de ramingsmethoden die worden gebruikt in de literatuur en door internationale organisaties. Daarna vergelijken we de gemiddelde voorspelfout van een raming gebaseerd op een ‘dronkenmanswandeling’ (Engels: random walk) met die gebaseerd op futures of swap-prijzen. Wij voeren deze analyse uit op historische data en berekenen de voorspelfouten één tot acht kwartalen vooruit. We onderzoeken ook of het van belang is om de observatie van de laatste dag voorafgaand aan de ramingen te nemen, in plaats van de gemiddelde observatie over de voorafgaande week, twee weken, maand of het voorafgaande kwartaal.
Tot slot verantwoorden we onze toekomstige ramingsmethode waartoe we op basis van drie criteria hebben besloten: ramingsnauwkeurigheid, interne consistentie en uitvoerbaarheid en aansluiting bij de literatuur en de internationale praktijk
Downloads
Auteurs
Het financieel vermogen in box-3: verdeling en belasting
Lees het Centraal Economisch Plan 2015.
Allereerst bespreekt paragraaf 2 een aantal aanvullende analyses over de ongelijkheid van vermogens en belastingdruk in box 3. Vervolgens worden verschillende varianten voor het belasten van (het rendement op) financiële vermogens uitgewerkt in paragraaf 3. Tot slot worden in paragraaf 4 de aannames die bij het uitgevoerde onderzoek zijn gebruikt nader toegelicht. Hierbij worden de gebruikte (micro)data besproken, alsmede de koppelingen tussen verschillende bestanden die daarbij plaats hebben gevonden. Ook wordt de kwantificering van een aantal variabelen die van belang zijn voor de gepresenteerde scenario’s besproken.
Downloads
Auteurs
Kortetermijnraming maart 2015
- Conclusies
- Fan-charts
- Kerngegevenstabel 2013-2016
- Grafiek: Economische groei in Nederland, 2008-2016
- Bijlagen (Excel-bestand met alle bijlagen behorend bij het CEP2015)
Conclusies
Lees het bijbehorende persbericht, het Centraal Economisch Plan 2015, CPB Achtergronddocument 'Vermogen box 3' en het CPB Achtergronddocument 'Beoordeling technische veronderstellingen'.
Fan charts en Open data
Lees het CPB Achtergronddocument, bekijk de fan charts en bekijk Open data (csv).
Kerngegevenstabel 2013-2016, 5 maart 2015
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | |
---|---|---|---|---|
Relevant wereldhandelsvolume goederen en diensten (%) |
2,5 |
2,4 |
4,3 |
4,9 |
Concurrentenprijs (goederen en diensten, exclusief grond- en brandstoffen (%) |
-2,4 |
-0,9 |
8,2 |
1,5 |
Olieprijs (Brent, niveau in dollars per vat) |
108,7 |
99,0 |
53,4 |
62,1 |
Eurokoers (dollar per euro) |
1,33 |
1,33 |
1,13 |
1,13 |
Lange rente Nederland (niveau in %) |
2,0 |
1,5 |
0,5 |
0,5 |
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | |
---|---|---|---|---|
Bruto binnenlands product (bbp, economische groei, %) |
-0,7 |
0,8 |
1,7 |
1,8 |
Consumptie huishoudens (%) |
-1,6 |
0,1 |
1,5 |
1,7 |
Consumptie overheid (%) |
-0,3 |
-0,1 |
0,2 |
0,1 |
Investeringen (inclusief voorraden, %) |
-5,3 |
1,5 |
3,8 |
4,5 |
Uitvoer van goederen en diensten (%) |
2,0 |
4,0 |
4,6 |
4,8 |
Invoer van goederen en diensten (%) |
0,8 |
3,8 |
4,9 |
5,3 |
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | |
---|---|---|---|---|
Prijs bruto binnenlands product (%) |
1,1 |
1,0 |
1,0 |
0,8 |
Uitvoerprijs goederen en diensten (exlusief energie, %) |
0,3 |
-0,2 |
1,3 |
1,3 |
Prijs goedereninvoer (%) |
-1,5 |
-3,0 |
-5,2 |
3,1 |
Inflatie (geharmoniseerde consumentenprijsindex, hicp, %) |
2,6 |
0,3 |
-0,1 |
0,9 |
Contractloon marktsector (%) |
1,2 |
1,1 |
1,1 |
1,4 |
Koopkracht, statisch, mediaan, alle huishoudens (%) |
-1,3 |
1,4 |
1,2 |
0,0 |
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | |
---|---|---|---|---|
Beroepsbevolking (%) |
0,8 |
-0,5 |
0,9 |
0,9 |
Werkzame beroepsbevolking (%) |
-0,8 |
-0,6 |
1,1 |
1,1 |
Werkloze beroepsbevolking (in duizend personen) |
647 |
656 |
645 |
635 |
Werkloze beroepsbevolking (niveau in % beroepsbevolking) |
7,3 |
7,4 |
7,2 |
7,0 |
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | |
---|---|---|---|---|
Productie (%) |
-1,0 |
1,9 |
2,3 |
2,6 |
Arbeidsproductiviteit (per arbeidsjaar, %) |
0,4 |
1,5 |
1,1 |
1,3 |
Werkgelegenheid (in arbeidsjaren, %) |
-1,5 |
0,4 |
1,2 |
1,3 |
Loonvoet (%) |
2,6 |
2,0 |
0,5 |
2,4 |
Arbeidsinkomensquote (niveau in %) |
81,4 |
80,4 |
78,2 |
78,4 |
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | |
---|---|---|---|---|
Individuele spaarquote (niveau in % beschikbaar inkomen) |
0,6 |
2,5 |
3,1 |
1,9 |
Saldo lopende rekening (niveau in % bbp) |
8,5 |
9,6 |
10,0 |
9,5 |
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | |
---|---|---|---|---|
EMU-saldo (% bbp) |
-2,3 |
-2,6 |
-1,8 |
-1,2 |
EMU-schuld (ultimo jaar, % bbp) |
68,6 |
69,0 |
68,8 |
67,8 |
Collectieve lasten (% bbp) |
37,2 |
37,9 |
37,6 |
38,1 |
Aanvullende kerngegevens 2013-2016
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | |
---|---|---|---|---|
Bruto investeringen bedrijvensector (exclusief woningen %) |
-2,5 |
1,4 |
5,3 |
5,8 |
Investeringen bedrijven in woningen (%) |
-9,2 |
4,3 |
3,6 |
2,9 |
Uitvoer van binnenslands gepoduceerde goederen (exclusief energie, %) |
0,3 |
4,2 |
5,4 |
5,6 |
Wederuitvoer goederen (exclusief energie, %) |
1,5 |
5,6 |
6,0 |
5,8 |
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | |
---|---|---|---|---|
Nationale consumenten prijsindex (cpi, %) |
2,5 |
1,0 |
0,4 |
1,2 |
Afgeleide nationale consumentenprijsindex (cpi, %) |
1,3 |
0,6 |
0,3 |
1,1 |
Loonvoet sector overheid (%) |
0,6 |
2,6 |
0,6 |
2,3 |
Prijs overheidsconsumptie, beloning werknemers (%) |
-0,1 |
2,5 |
0,3 |
2,0 |
Prijs overheidsconsumptie, netto materieel (imoc, %) |
0,2 |
0,9 |
0,3 |
1,0 |
Prijs intermediair verbruik (%) |
0,3 |
0,5 |
1,1 |
1,4 |
Prijs bruto overheids- investeringen (iboi, %) |
0,4 |
0,3 |
0,4 |
0,5 |
Prijs nationale bestedingen (%) |
1,0 |
0,9 |
0,1 |
1,2 |
Prijs toegevoegde waarde marktsector (%) |
0,1 |
1,1 |
1,3 |
0,9 |
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | |
---|---|---|---|---|
Bruto binnenlands product (bbp, in miljarden euro's) |
642,9 |
654,5 |
672,1 |
690,1 |
Bevolking (in duizenden personen) |
16804 |
16864 |
16935 |
17010 |
Beroepsbevolking (in duizenden personen) |
8913 |
8871 |
8955 |
9035 |
Werkloze beroepsbevolking nationale definitie (in duizenden personen) |
656 |
657 |
645 |
635 |
Werkloze beroepsbevolking nationale definitie (niveau, % beroepsbevolking) |
8,3 |
8,3 |
8,1 |
7,9 |
Bruto modaal inkomen (euro) |
34500 |
35000 |
35500 |
36500 |
In de cijfers is de CBS-revisie Nationale Rekeningen 2010 verwerkt.
Zowel de loonvoet marktsector, de arbeidsinkomensquote, als de individuele spaarquote is vanaf 2014 opwaarts vertekend vanwege de maatregel waarin het gebruik van stamrecht-bv's wordt beperkt. Ontslagvergoedingen worden direct aan de betrokkenen uitbetaald, in plaats van dat deze in een bv worden ondergebracht. Ontslagvergoedingen worden sinds de revisie geboekt als sociale lasten van werkgevers. De maatregel betekent een eenmalige boekhoudkundige stijging van de sociale lasten in 2014, wat een opwaarts effect heeft op de loonvoetontwikkeling in de marktsector van ruim 0,5%-punt.
Op 26 februari 2015 heeft het CBS nieuwe cijfers over de beroepsbevolking, nationale definitie, naar buiten gebracht. Het CPB kon deze cijfers niet meer in de berekeningen meenemen.
De revisie van de Enquête Beroepsbevolking leidt tot een hogere werkloosheid (47.000 in 2013) en een lagere werkzame beroepsbevolking (min 80.000 in 2013). Daardoor stijgt het werkloosheidspercentage met 0,6%-punt. In andere jaren zijn vergelijkbare verschillen.