15 december 2014

Welvaartsbaten en agglomeratievoordelen door transportinfrastructuur: inzichten uit LUCA

Concentratie van mensen en bedrijven in steden brengt agglomeratievoordelen teweeg. Dit proces wordt gemodelleerd in LUCA: een nieuw ruimtelijk algemeen evenwichtsmodel.
No title

Lees ook CPB Policy Brief 2014/10.

LUCA is ontwikkeld om door te kunnen rekenen hoe een specifieke ruimtelijke beleidsingreep (bijvoorbeeld, een nieuwe transportverbinding) locatie en concentratie van mensen en banen beïnvloedt en wat de welvaartseffecten hiervan zijn.

LUCA staat voor: Land Use, Commuting and Agglomeration. LUCA gaat ervan uit dat de keuzes van mensen en bedrijven om zich ergens te vestigen worden beïnvloed door de aantrekkelijkheid van een locatie in vergelijking met een andere locatie. Het model is gebaseerd op econometrische schattingen die locatie en concentratie van mensen en banen in Nederland verklaren uit: (i) woon-, werk- en transportvoorkeuren, (ii) grondprijzen, (iii) samenstelling van bevolking naar opleidingsniveau. Werklocatiekeuze wordt voor 70%, en bereidheid te betalen voor grond in een woonlocatie voor 30% verklaard door transportbereikbaarheid van geschikte banen. Goede banenbereikbaarheid en een ruim aanbod voorzieningen (een omgeving met veel monumenten, goede recreatiemogelijkheden, nabijheid van hoger onderwijs, etc.) maken steden tot aantrekkelijke woonplaatsen. Hoogopgeleiden reizen overwegend graag met de trein, zijn bereid om ver te forensen voor een leuke baan, hebben een grote voorkeur voor locaties met goede voorzieningen en kunnen zich een dure woonlocatie makkelijker veroorloven. Om deze redenen concentreren ze zich in een aantal stedelijke gebieden; laag- en middelbaar opgeleiden zijn daar minder sterk vertegenwoordigd.

LUCA is toegepast om de welvaartseffecten van de spoortunnels onder het Noordzeekanaal te simuleren. Deze tunnels verbinden het economische centrum in Amsterdam/Schiphol met zijn achterland ten noorden van het kanaal. De tunnels maken het mogelijk om regionale sterktepunten beter te benutten. Dit versterkt weliswaar regionale verschillen, maar beide regio’s profiteren hiervan. Banen concentreren zich veelal in het centrum (ten koste van elders). Het achterland wordt echter een aantrekkelijkere woonlocatie, daar groeit de bevolking. Circa 70% van de totale welvaartsbaten zijn reistijd- en reiskostenbesparingen van mensen die niet van woon- of werklocatie veranderen. Relocatie van mensen en banen resulteert in de overige 30% van de totale baten. Het effect van veranderde banendichtheid op productiviteit (de agglomeratie-externaliteit) is zeer bescheiden – een kleine 2% van de totale baten. Reden is dat de toename van productiviteit in Amsterdam wordt gecompenseerd door de afname hiervan in andere regio’s. De welvaartseffecten verschillen per opleidingsniveau: hoogopgeleiden profiteren meer dan laagopgeleiden. Dit komt door hun hogere bereidheid om te forensen, de voorkeur voor reizen met de trein en de relatief hoge aantrekkelijkheid van Amsterdam als werklocatie voor deze bevolkingsgroep.

Auteurs

Ioulia Ossokina
Coen Teulings
Henri de Groot