Inkomen en netto profijt van sociale zekerheid gedurende de levensloop
De belangrijkste inkomensbron gedurende de levensloop van 15 tot en met 64 jaar is 37 jaar loon of winst, 5 jaar een uitkering wegens werkloosheid, arbeidsongeschiktheid of bijstand, ruim 2 jaar vervroegd pensioen en bijna 5 jaar geen eigen inkomen. Voor gemiddeld 1 jaar is er geen Nederlandse inkomensbron wegens emigratie of overlijden. Aangezien veel Nederlanders in deeltijd werken is de arbeidsduur (met loon of winst als inkomensbron) uitgedrukt in voltijdsjaren veel korter, namelijk 29 jaar. Autochtone mannen (35 jaar) verrichten, uitgedrukt in voltijdsjaren, gemiddeld veel langer betaalde arbeid dan autochtone vrouwen (23 jaar), en autochtonen (29 jaar) veel langer dan niet-westerse allochtonen (20 jaar).
De ongelijkheid van inkomens binnen een jaar is groter dan die van het gemiddelde inkomen per levensloopjaar. Dit geldt vooral voor het gemiddelde inkomen van de twee hoogste decielen in vergelijking met dat van de twee laagste. In een bepaald jaar zijn inkomens betrekkelijk vaak nul of negatief, bijvoorbeeld door studie of verlies uit onderneming, of juist heel hoog, bijvoorbeeld door winst uit onderneming of een bonus of ontslagvergoeding. Meestal staan hier andere jaren met hogere of juist lagere inkomens tegenover, waardoor de verschillen over de levensloop gezien gemiddeld kleiner zijn.
De verschillen in participatie en in inkomen werken door in het profijt van de sociale zekerheid. Bij de uitkeringen wegens werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en bijstand is er gemiddeld sprake van een overdracht van mannen naar vrouwen, van autochtonen naar niet-westerse allochtonen en van hoogopgeleiden naar laagopgeleiden. Ook bij de AOW is er per saldo een overdracht van mannen naar vrouwen en van hoogopgeleiden naar laagopgeleiden. Het gebruik van de sociale zekerheid vóór 65 jaar is tamelijk geconcentreerd: de 10% met het hoogste gebruik is verantwoordelijk voor 39% van het uitgekeerde bedrag, terwijl 22% van de bevolking gedurende de levensloop tot 65 jaar in het geheel geen gebruik maakt van een uitkering wegens werkloosheid, arbeidsongeschiktheid of bijstand.