De effectiviteit van de innovatievoucher 2004 en 2005; effect op innovatieve input en innovatieve output van bedrijven.
Voorzichtige aanwijzingen dat de innovatievoucher MKB'ers helpt bij verbetering productieproces
Het effect op andere typen innovatie - zoals productvernieuwing, productverbetering en procesvernieuwing - is onduidelijk.
Dit concludeert het Centraal Planbureau (CPB) in het vandaag verschenen CPB Document De effectiviteit van de innovatievoucher 2004 en 2005. De innovatievoucher is een tegoedbon van 7500 euro, te besteden bij kennisinstellingen als universiteiten, hogescholen en TNO. De Nederlandse overheid heeft de innovatievoucher in 2004 geïntroduceerd met als doel de interactie tussen kennisinstellingen en het MKB te bevorderen. De analyse is gebaseerd op een enquête onder deelnemers aan de innovatievoucher-pilots in 2004 en 2005.
De conclusies van het onderzoek zijn met de nodige voorzichtigheid omkleed. Een reden hiervoor is dat de helft van de bedrijven met een voucher uit 2004 heeft meegewerkt aan de enquête. De effecten die het onderzoek voor deze bedrijven vindt, kunnen daarom anders zijn dan de effecten voor de bedrijven met een voucher die niet bereikt konden worden voor de enquête.
Effect op de opdrachtverlening aan kennisinstellingen
Uit het onderzoek blijkt dat het effect van de innovatievouchers uit 2005 op de opdrachtverlening aan kennisinstellingen positief is. Van elke 100 bedrijven met een voucher zouden 65 bedrijven de kennisopdracht zonder voucher niet hebben gegeven. Ongeveer 20 van de 100 bedrijven zouden ook zonder de voucher een opdracht verstrekt hebben. De resterende 15 bedrijven hebben de voucher niet gebruikt. Deze resultaten bevestigen eerder gerapporteerde uitkomsten voor de 2004-pilot (zie CPB persbericht: Innovatievoucher stimuleert opdrachten van MKB aan kennisinstellingen van 15september 2005).
Dit effect op de opdrachtverlening aan kennisinstellingen lijkt eenmalig te zijn. In de vier maanden waarbinnen de voucheropdracht gegeven moet worden, verstrekken bedrijven met een voucher uit 2004 meer opdrachten dan bedrijven zonder zo'n voucher. In de anderhalf jaar daarna verschillen beide groepen hierin nauwelijks.
Effect op innovatie
Leiden deze extra opdrachten tot meer innovatie? Het onderzoek geeft aanwijzingen dat MKB-bedrijven door de innovatievoucher en de daarmee gefinancierde kennisopdracht vaker een verbetering in het productieproces realiseren. Voor effecten op vernieuwingen in het productieproces en op vernieuwing of verbetering van producten of diensten zijn geen concrete aanwijzingen gevonden.
Van innovatie naar welvaart
Voor een totaalbeeld van de innovatievoucher moet de maatschappelijke waarde van de extra innovativiteit afgewogen worden tegen de maatschappelijke kosten van het beleidsinstrument. Daarvoor dient de waarde van een innovatie op geld gewaardeerd te worden. Vanwege de onzekerheid rond deze waardering was een maatschappelijke kosten-batenanalyse niet mogelijk op basis van deze studie.
Verloting biedt kans op goede evaluatie
De onderzochte innovatievoucher-pilots laten zien hoe een doordachte vormgeving een goede beleidsevaluatie mogelijk maakt. De vouchers zijn namelijk verloot onder de vele belangstellende MKB'ers. Daardoor is het effect van de voucher gelijk aan het verschil in innovatiegedrag tussen de ingelote en de uitgelote MKB'ers. Gezien de non-respons op de enquête is het van belang de uitkomsten van dit onderzoek toch voorzichtig te interpreteren.
Lees ook het bijbehorende persbericht.
Dit document meet het effect van de innovatievoucher-pilots uit 2004 en 2005 op innovativiteit. Het maakt daarbij gebruik van het feit dat de vouchers verloot zijn. Er zijn voorzichtige aanwijzingen dat MKB-bedrijven door de innovatievoucher vaker een verbetering in het productieproces realiseren. Het effect op andere typen innovatie - productvernieuwing, productverbetering en procesvernieuwing - is onduidelijk. Bedrijven verstrekken vanwege de voucher wel vaker een opdracht aan een kennisinstelling. Dit laatste effect lijkt eenmalig te zijn: MKBers met een voucher verlenen in de ruim anderhalf jaar daarna geen extra opdrachten. De uitkomsten van het onderzoek zijn met de nodige voorzichtigheid omkleed omdat bijvoorbeeld van de bedrijven met een voucher uit 2004 de helft van de bedrijven niet aan de enquête heeft deelgenomen. De effecten voor de totale groep voucheraanvragers kunnen daarom anders zijn.