Hebben betaalde onderwijs-traineeships tot meer leraren geleid?
EDK, gelanceerd in schooljaar 2009-2010, bood excellente studenten de mogelijkheid een eerstegraads lesbevoegdheid te behalen, in combinatie met een betaalde baan als beginnend leraar en een leiderschapsprogramma. OTS, gestart in schooljaar 2013-2014 als onderdeel van de ‘Impuls Leraren Tekortvakken’, richtte zich uitsluitend op aankomende leraren in de zogenoemde tekortvakken (vooral bètavakken en sommige talen). OTS-trainees volgden een verdiepingsprogramma, gingen eveneens direct betaald aan de slag als leraar en werden opgeleid tot bevoegd eerstegraads docent. De tweejarige programma’s, uitgevoerd in opdracht van het ministerie van OCW, zijn vormgegeven als een tijdelijke beleidsimpuls; de laatste lichtingen zijn van start gegaan in het schooljaar 2016-2017. Over alle tranches in totaal zijn bijna vierhonderd kandidaten gestart met een van de traineeships. OTS is daarbij gefinancierd vanuit de Impuls Leraren Tekortvakken, terwijl dit voor EDK geldt sinds 2013; in totaal is vanuit de Impuls 21 miljoen euro besteed aan EDK en OTS.
De programma’s richtten zich op meerdere beleidsdoelen. Eén daarvan was het bieden van een kwaliteitsimpuls aan het onderwijs (dit wordt onderzocht in een nog te verschijnen studie door de Rijksuniversiteit Groningen). Een ander doel was het vergroten van het aantal eerstegraads docenten. Deze studie richt zich uitsluitend op dit kwantitatieve aspect. Merk op dat de additionaliteit (de vraag of de beleidsinitiatieven EDK en OTS het aantal eerstegraads leraren hebben vergroot) niet direct meetbaar is; we weten immers niet welke keuze mensen zouden hebben gemaakt in een wereld zonder dat beleid.
Om de kwantitatieve effecten van de traineeships te bepalen, voeren we een zogenoemde ‘regression discontinuity’-analyse uit. We rangschikken de traineeship-sollicitanten op basis van de beoordelingsscore die ze kregen op de selectiedag. Vervolgens vergelijken we – binnen een bepaalde bandbreedte – kandidaten die boven de drempelwaarde scoorden (en vaak werden geselecteerd voor het traineeship) met hen die hieronder scoorden (en vaak afvielen). Degenen die werden uitgenodigd om te starten met het traineeship, moesten na de selectie zelf op zoek naar een school die hen wilde aannemen als trainee voor de periode van twee jaar.
Dat er geen significant effect is op het afronden van een academische lerarenopleiding komt mede doordat een deel van de selectiedag-afvallers alsnog de reguliere academische lerarenopleiding is gaan doen; dit lijkt dus een groep die sterk gemotiveerd is voor het leraarschap. Zij die uitgenodigd zijn voor het traineeship, maar geen school vinden, kiezen minder vaak dan de afvallers alsnog voor de reguliere academische lerarenopleiding. Verschillende interpretaties zijn hierbij denkbaar: het niet vinden van een school kan leiden tot demotivatie, ze zijn wellicht te laat voor de reguliere aanmelding, of ze zijn niet bereid terug te keren naar het bestaan van onbetaald student. Een in oorsprong gemotiveerde groep lijkt dus door de moeilijkheden met het vinden van een aanstelling alsnog verloren te gaan voor het leraarschap. Consistent daarmee vinden we ook geen positieve effecten op de kans op werken in het onderwijs.
Ook een eenvoudig cijfervoorbeeld laat zien dat een beperkt gedeelte van de geselecteerde kandidaten uiteindelijk behouden blijft voor het onderwijs. Van elke 100 geselecteerden voor EDK en OTS starten er circa 63 daadwerkelijk met het traineeship (en 4 met een reguliere eerstegraads opleiding) en 56 halen een eerstegraads lesbevoegdheid, terwijl ongeveer 59 van de 100 geselecteerden na 2,5 jaar in het onderwijs werken.