Flexibele uittreding en portfoliokeuze
In de economische literatuur wordt vaak gesteld dat flexibiliteit in de uittreedbeslissing een belangrijk instrument is om financiële schokken op te vangen. Deze ‘uitlaatklep’ aan het einde van de loopbaan stelt mensen in staat om gedurende het actieve leven meer beleggingsrisico te nemen waardoor extra geprofiteerd kan worden van de risicopremie op risicodragende activa. Dit artikel laat echter zien dat de positieve samenhang tussen flexibele uittreding en risicovol beleggen minder - of zelfs negatief - wordt als niet alleen financiële risico’s maar ook productiviteitsrisico’s worden meegenomen in de analyse. Een productiviteitsschok beinvloedt in principe zowel de beloning van kapitaal als die van arbeid. Als de productiviteit onverwacht daalt, leidt dit dus niet alleen tot lagere aandelenrendementen maar ook tot lagere lonen. Dat betekent dat de prikkel om langer door te werken kleiner wordt. Flexibele uittreding biedt dus een minder goede bescherming tegen schokken met als gevolg dat de bereidheid om risicovol te beleggen daalt.
De studie toont verder aan dat de samenhang tussen flexibele uittreding en risicovol beleggen sterk afhangt van de vraag of individuen consumptie van goederen en vrije tijd als substituten, dan wel als complementaire goederen beschouwen. In het eerste geval zal men sneller besluiten de arbeidsmarkt te verlaten als lonen (de prijs van vrije tijd) laag zijn ten gevolge van een negatieve productiviteitsschok. Deze grotere gevoeligheid van de uittreedbeslissing voor veranderingen in de loonvoet vermindert de bescherming die flexibele uittreding biedt tegen onverwachte schokken en verlaagt daardoor de bereidheid risicovol te beleggen. Tot slot laat de studie zien dat algemene-evenwichtseffecten de verzekering van flexibele uittreding tegen schokken zowel kunnen vergroten als verkleinen, afhankelijk van de mate van substitutie tussen consumptie en vrije tijd.