Explaining the growth of part-time employment; factors of supply and demand
Sterke groei deeltijdwerk is in jaren van hoogconjunctuur afgedwongen door werknemers
Vraagfactoren alleen kunnen echter het grote verschil in de groei van deeltijdwerk met andere landen niet verklaren. De conclusie is dat gedurende de sterke economische groei van de jaren negentig de Nederlandse bedrijven hebben moeten inspelen op de wensen van het groeiende arbeidsaanbod om voldoende nieuwe werknemers te kunnen aantrekken.
Dit concluderen de onderzoekers Rob Euwals en Maurice Hogerbrugge van het Centraal Planbureau (CPB) in het vandaag verschenen CPB Discussion Paper Explaining the Growth of Part-time Employment: Factors of Supply and Demand. Het aantal personen dat in deeltijd werkt is toegenomen van 24% van de werkenden in 1991 tot 33% in 2001. Het gaat om personen die 34 uur of minder per week werken, terwijl de werkgelegenheid personen bevat die 12 uur of meer werken. In de studie is onderzocht in hoeverre vraag en aanbod de groei van deeltijdwerk kunnen verklaren.
Veranderingen in het arbeidsaanbod
De participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt is gestegen van 41% in 1991 tot 53% in 2001. Gevolg is dat het aandeel van vrouwen in de totale werkgelegenheid in die jaren is gestegen van 35% tot 40%. Dit verklaart voor een deel de groei in deeltijd omdat vrouwen vaker dan mannen in deeltijd werken: in 1991 werkte al 52% van de werkende vrouwen in deeltijd; tien jaar later was dit opgelopen tot 63%. Het aandeel mannen dat in deeltijd werkt blijft relatief laag met 12% in 2001, maar ook dit getal is gestegen in vergelijking met de 8% van 1991.
Verschuiving tussen bedrijfstakken
Er zijn grote verschillen in het aandeel van deeltijdwerk per bedrijfstak. De zorg spant de kroon met 68% in 2001, terwijl in de bouw slechts 8% in deeltijd werkt. Gedurende de jaren negentig zijn juist de bedrijfstakken met veel deeltijdwerk gegroeid ten opzichte van de andere bedrijfstakken. Het aandeel van de zorg in de totale werkgelegenheid nam toe van 13% in 1991 naar 15% in 2001. En het aandeel van bijvoorbeeld de industrie en landbouw nam af van 23% in 1991 naar 19% in 2001. Deze verschuiving verklaart voor een deel de groei van deeltijdwerk.
Organisatorische flexibiliteit
Niet alleen tussen bedrijfstakken treden belangrijke verschillen op, maar ook binnen bedrijfs-takken is de houding van bedrijven aan het veranderen. Veel bedrijven hebben herkend dat ze zelf voordeel hebben bij het inschakelen van deeltijdwerkers. In de dienstensector en de zorg kan deeltijd flexibel worden ingezet om drukte op bepaalde tijden en dagen op te vangen. Door de veranderingen in openingstijden en werktijden wordt er meer in de avonduren en weekenden gewerkt. Dus ook de toegenomen behoefte van bedrijven aan organisatorische flexibiliteit heeft bijgedragen aan de groei van deeltijdwerk.
Deeltijdwensen gerealiseerd
De internationale literatuur over personeelsbeleid en arbeidsrelaties claimt dat de vraag van bedrijven naar flexibele arbeid toeneemt. Deeltijdarbeid wordt hierbij genoemd als een belangrijke vorm van flexibele arbeid. De vraag naar flexibele arbeid neemt echter toe in veel landen en dat kan nauwelijks een verklaring zijn voor een sterkere groei van deeltijdarbeid in Nederland. Een verklaring hiervoor moet worden gezocht in de rol van het arbeidsaanbod, d.w.z. de wensen van de werknemers. In de jaren negentig lag de macht op de arbeidsmarkt bij de werknemers. De sterke economische groei van de jaren negentig heeft ervoor gezorgd dat de Nederlandse bedrijven moesten inspelen op de wensen van het groeiende arbeidsaanbod om nieuwe werknemers aan te trekken. De toegenomen mogelijkheid om in deeltijd te werken is een goede verklaring voor het relatief sterk gestegen aantal vrouwen op de arbeidsmarkt.
Contactpersonen
Nederland heeft het hoogste aandeel deeltijdwerk van alle OESO-landen en de groei van deeltijdwerk blijft zich doorzetten. De bijdrage van mannen neemt toe maar blijft achter bij die van vrouwen.
Op basis van beschrijvende statistieken en een macro-econometrisch model op bedrijfstakniveau vinden we dat de groei van deeltijdwerk sterk is gerelateerd aan de groei van de arbeidsparticipatie van vrouwen. De vraag naar deeltijdarbeid speelt ook een belangrijke rol.