18 februari 2016

Economische verstoringen te lijf gaan door vennootschapsinkomen

De 28 vennootschapsbelastingen (vpb’s) in de Europese Unie vormen een lappendeken van heffingen die niet stroken met de neutraliteitseis en het subsidiariteitsbeginsel van de Europese verdragen.
No title

Dit CPB Discussion Paper inventariseert de verschillende vpb’s, mede in relatie tot de inkomstenbelastingen (ib’s) van aandeelhouders, en signaleert de economische verstoringen waartoe deze aanleiding geven. Betere afstemming is wenselijk. Neutraliteit (meer harmonisatie) staat echter op gespannen voet met subsidiariteit (lidstaten moeten hun eigen belastingstelsel kunnen inrichten). In dit paper probeert de auteur deze tegenstelling te overbruggen door in navolging van de Europese Commissie te pleiten voor finale bronheffingen op alle rendementen op eigen en vreemd vermogen. Begonnen zou kunnen worden met de invoering van duale inkomsten- en winstbelastingen, waaronder kapitaalinkomen naar een gematigd, uniform tarief wordt belast. Vervolgens zouden de voorheffingen op dividend, rente en royalty’s in eindheffingen kunnen worden omgezet. In de meeste lidstaten gebeurt dit al ten aanzien van dividend en rente die aan binnenlandse aandeel- en obligatiehouders wordt uitgekeerd, maar eenzelfde eindheffing zou moeten worden ingevoerd voor rente die aan buitenlandse obligatiehouders wordt betaald. Omdat dit de kapitaalkosten van met schuld gefinancierde projecten verhoogt, dient deze maatregel geleidelijk te worden ingevoerd. Als sluitstuk zou een zgn. ‘comprehensive business income tax’ kunnen worden ingevoerd, waaronder rente noch dividend aftrekbaar is op vennootschapsniveau en die niet belast wordt bij de ontvangers daarvan. Een Europese vpb is een brug te ver en het voorstel van de Europese Commissie voor ‘common base taxation’ zou beter aan twee of meer lidstaten kunnen worden overgelaten, zoals dat ook het geval is in de Verenigde Staten en Canada.

Auteurs

Sijbren Cnossen