De onderkant van de arbeidsmarkt in 2025
CPB en SCP verkennen gezamenlijk toekomst onderkant arbeidsmarkt
De belangrijkste bevindingen van de gezamenlijke CPB- en SCP-publicatie:
- Het verschil in uurloon tussen laag- en hoogopgeleiden groeide na 1990;
ook steeg het aandeel personen met laagbetaald, onzeker werk sterker
onder laag- dan hoogopgeleiden. - Maar de ongelijkheid in werkloosheid en armoede tussen beide groepen
bleef gelijk. - Als de vraag van werkgevers naar laag- en hoogopgeleiden zich op
dezelfde manier blijft ontwikkelen als de afgelopen decennia, worden de
verschillen in uurloon en laagbetaald, onzeker werk in de toekomst nog
groter. - Ook de ongelijkheid in werkloosheid en armoede neemt dan toe.
Verschil in uurloon en laagbetaald, onzeker werk groeide afgelopen jaren
Het uurloon van laagopgeleiden bleef vrijwel gelijk tussen 1990 en 2005, na correctie voor inflatie: het bedroeg €17 bruto (in prijzen van 2009). Dat van
hoogopgeleiden steeg: van €24 naar €31 bruto. Na 2005 groeide het loonverschil niet verder. Daarnaast nam het aantal personen met laagbetaald, onzeker werk sterker toe onder laag- dan hoogopgeleiden. Het gaat dan om flexwerk of werk als zelfstandige met een uurloon van hooguit 130% van het minimumloon. Het aantal laagopgeleiden met zulk werk groeide van 12,5% in 2003 naar 18,5% in 2012, het aantal hoogopgeleiden van 6% naar 10%. De ongelijkheid in werkloosheid en armoede veranderde niet.
Toekomstverkenning voor 2025 met behulp van scenario’s
Omdat de toekomstige behoefte van werkgevers aan laag-, middelbaar en hooggeschoold personeel onzeker is, zijn scenario's opgesteld voor 2025. Daarin zijn hoogopgeleiden samengevoegd met middelbaar opgeleiden. Er is uitgegaan van een situatie waarin de arbeidsmarkt zich in een evenwicht bevindt: conjuncturele schommelingen zijn dus niet meegenomen. Bij de scenario’s was 2009 − dus het begin van de crisis − het uitgangsjaar.
Volgens basisscenario gaat ongelijkheid in werkloosheid en armoede stijgen
In het basisscenario is doorgerekend wat er gebeurt als de vraag van werkgevers naar laag- versus hoogopgeleiden zich op dezelfde manier blijft ontwikkelen als de afgelopen paar decennia. De ongelijkheid in uurloon neemt dan verder toe. Het uurloon van laagopgeleiden groeit met 5% tussen 2009 en 2025 (exclusief inflatie), dat van middelbaar en hoogopgeleiden met 14%.
Daarnaast stijgt ook de ongelijkheid in werkloosheid dan. In het basisscenario neemt het aantal werklozen onder laagopgeleiden toe van 5,9% naar 8,2%; onder middelbaar en hoogopgeleiden stijgt het van 2,9% naar 3,3%. Bij laagopgeleiden groeit de werkloosheid dus harder. In beginsel stijgt de werkloosheid onder laagopgeleiden evenveel als onder hoogopgeleiden. Maar doordat het minimumloon in het basisscenario harder groeit dan de productiviteit van de laagopgeleiden, loopt de werkloosheid onder laagopgeleiden sterker op: laagopgeleiden met een verdiencapaciteit tussen het huidige en toekomstige minimumloon raken werkloos. Door de grotere werkloosheid en achterblijvende lonen groeit ook het aantal armen onder laagopgeleide werkenden en werklozen, van 5,5% in 2009 naar 6,7% in 2025. Het onderscheid in laagbetaald, onzeker werk stijgt eveneens.
Uitkomsten in 2025 hangen af van de mate waarin de behoefte van werkgevers aan laagopgeleiden achterblijft
In twee andere scenario's is onderzocht wat er gebeurt als de vraag van werkgevers naar laagopgeleiden sterker of juist minder sterk achterblijft bij die naar hoogopgeleiden. In het eerste geval neemt de ongelijkheid tussen beide groepen nog sterker toe, in het tweede groeit ze nauwelijks.
Overheid heeft verschillende beleidsopties
Als het verschil in werkloosheid tussen laag- en hoogopgeleiden inderdaad gaat groeien, kan de overheid maatregelen nemen om dit tegen te gaan. Ze kan het minimumloon minder sterk laten stijgen of de loonkosten rond het niveau van het minimumloon verlagen (bv. met gerichte loonkostensubsidies) om zo de vraag van werkgevers naar laagopgeleiden te stimuleren. Ook kan ze scholing van laagopgeleiden bevorderen, zodat die gemakkelijker de stap naar een wat beter betaalde positie kunnen maken. Tot slot kan de overheid het afsplitsen van laaggeschoolde taken uit hooggeschoold werk stimuleren, zodat er meer banen voor laagopgeleiden ontstaan.
Omdat de scenario’s zich richten op de toekomstige vraag van werkgevers naar laagopgeleiden, worden in het rapport alleen beleidsopties besproken die daarop ingrijpen. Uiteraard hangt de toekomstige positie van laagopgeleiden van meer zaken af, zoals de achterstand van laagopgeleiden van niet-Westerse herkomst, die de overheid ook deels kan beïnvloeden.
Voor informatie over de publicatie:
- Werkloosheid en uurlonen: dr. M. de Graaf-Zijl, tel: 070 338 3419/3380, e-mail: m.de.graaf@cpb.nl
- Armoede en laagbetaald, onzeker werk: dr. E.J.C. Josten, tel: 070-3407835/7000, e-mail: e.josten@scp.nl
Voor algemene vragen:
- dr. Edwin van de Haar, tel 070 3383477, e-mail: e.r.van.de.haar@cpb.nl
- Irma Schenk, tel 070 3405605, e-mail: i.schenk@scp.nl.
Lees ook het bijbehorende persbericht.
Ruim twee miljoen werkenden en werkzoekenden in Nederland hebben een laag opleidingsniveau. Een flink deel van hen heeft het moeilijk op de arbeidsmarkt. Zo zijn ze anderhalf keer vaker werkloos dan gemiddeld. Geregeld steekt de zorg de kop op dat de situatie van laagopgeleiden in de nabije toekomst verder achteruit zal gaan. In dit rapport laten het Centraal Planbureau (CPB) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) zien hoe de positie van laagopgeleiden de afgelopen jaren veranderde en of hun achterstand ten opzichte van middelbaar en hoogopgeleiden groeit. Daarnaast worden scenario’s voor 2025 gepresenteerd. Het onderzoek is uitgevoerd op verzoek van het ministerie van SZW.