Analyse voorstel verhoging AOW-leeftijd
CPB heeft nieuwe voorstellen rondom verhoging AOW-leeftijd geanalyseerd
Flexibilisering AOW en overbruggingsregeling niet schadelijk voor houdbaarheid
Aangezien de verhoging van de AOW-leeftijd pas ingaat vanaf 2020, d.w.z. na de komende kabinetsperiode, beschouwt het CPB deze maatregel als beperkt verankerd: komende kabinetten zouden deze verhoging weer kunnen terugdraaien, nog voor de invoering. Dergelijke voorgenomen maatregelen worden in de CPB-methodiek in principe niet gehonoreerd met een 'houdbaarheidswinst'. Wanneer we echter over deze beperkte verankering heenstappen en de voorstellen toch doorrekenen, dan vinden we een houdbaarheidswinst van 0,7% van het bruto binnenlands product (bbp). Hierbij is zowel gekeken naar de verhoging van de AOW-leeftijd en de versobering van de aanvullende pensioenen, als naar twee flankerende maatregelen, te weten flexibilisering van de AOW en een overbruggingsregeling voor oudere werklozen en arbeidsongeschikten.
De twee flankerende maatregelen hebben per saldo een klein negatief effect op de houdbaarheid van de overheidsfinanciën (afgerond 0,0%). Het effect van flexibilisering is vooral klein doordat slechts een beperkt aantal mensen (minder dan 5%) zal voldoen aan de eisen om eerder AOW op te kunnen nemen. Als eenmaal aan die eisen is voldaan, is het potentiële financiële voordeel voor de AOW-ontvanger (en dus de kosten voor de overheid) bovendien klein, omdat de maandelijkse AOW-uitkering in dat geval wordt gekort.
De overbruggingsregeling voor oudere werklozen levert nauwelijks extra kosten op ten opzichte van de eerdere CPB-berekening, omdat daarin al rekening wordt gehouden met een groter beroep op de sociale zekerheid.
Beide regelingen zorgen er, samen met de introductie van een nieuwe arbeidskorting, wel voor dat de categorie ´65-67´ anders wordt behandeld dan de jongere leeftijdscategorieën, wat het normeffect van het verhogen van de AOW-leeftijd (´werken tot je 67e´) verkleint. Dit is nadelig voor de participatie.
Effecten ´duurzaam inzetbaarheidsbeleid´ ongewis
De derde flankerende maatregel, het ´duurzaam inzetbaarheidsbeleid´, is vooralsnog onvoldoende uitgewerkt om mee te kunnen nemen in de berekening. Het gevolg van deze maatregel voor de houdbaarheidswinst is onder meer afhankelijk van de uiteindelijke afbakening van het begrip ´zwaar beroep´. Wanneer een ruime definitie van het begrip wordt gekozen en bovendien veel gebruik zal worden gemaakt van de zwareberoepenfaciliteit met bijbehorende belastingvoordelen, dan kan de totale houdbaarheidswinst lager uitvallen dan 0,7%.
Eerdere publicaties
De berekening van (i) het houdbaarheidseffect zonder in te gaan op de drie flankerende maatregelen en (ii) de inkomenseffecten werden eerder al gepubliceerd. Lees hier het bijbehorende persbericht.
Lees ook het bijbehorende persbericht.
Op dat moment waren de flankerende maatregelen, te weten de flexibilisering van de AOW-leeftijd, de overbruggingsregeling voor oudere werklozen en het 'duurzaam inzetbaarheidsbeleid' (de zwareberoepenregeling) nog niet uitgewerkt.
Ondertussen zijn deze maatregelen grotendeels ingevuld, en daarom wordt in deze notitie de eerdere analyse uitgebreid en geactualiseerd.