28 juni 2001

CPB: Economische groei van 2,75% blijft respectabel; wel neerwaartse risico's

De afgelopen maanden zijn de vooruitzichten voor de Nederlandse conjunctuur verslechterd. Het Centraal Planbureau (CPB) verwacht dat de Nederlandse economie zowel dit jaar als volgend jaar met 2,75% groeit. Dat is ruim 1%-punt minder dan de hoge gemiddelde groei van bijna 4% in de afgelopen vier jaar.

Desondanks blijft de groei met 2,75% alleszins respectabel, zeker in internationaal perspectief. De economie groeit nog steeds behoorlijk, alleen in een lagere versnelling dan de afgelopen jaren.
De geraamde groeivertraging hangt vooral samen met de ontwikkeling van de goederenuitvoer, die lijdt onder een scherpe afname van de groei van de wereldhandel, een verslechterende concurrentiepositie en de mond- en klauwzeercrisis. Het CPB raamt het negatieve effect van de MKZ-crisis op de groei in 2001 op 0,25%-punt.
De inflatie zal in 2001 naar verwachting uitkomen op het hoge niveau van 4,5%, maar zal volgend jaar terugkeren naar een aanzienlijk lager niveau, 2,5%.

Risico's
Het gematigd positieve beeld voor zowel economische groei als inflatie in 2002 is omgeven door behoorlijk grote internationale onzekerheden. Als de wereldhandel en de dollarkoers zich minder gunstig ontwikkelen, dan kan het beeld substantieel minder rooskleurig worden. Zo zal de economische groei volgend jaar slechts 2% bedragen indien het herstel van de wereldhandelsgroei een half jaar later op gang komt.
Daarnaast schuilt er een structureel risico in de loonontwikkeling. De hoge loonstijging in 2001 kan bijdragen aan een evenwichtsherstel op de arbeidsmarkt, maar er is een reëel gevaar dat de loonstijgingen hoog blijven waardoor de concurrentiepositie verder wordt ondermijnd en de werkgelegenheidsgroei op termijn meer wordt afgeremd dan nodig is.

Arbeidsmarkt blijft krap
Ondanks de groeivertraging blijft de arbeidsmarkt krap. Ook dit jaar neemt de werkgelegenheid sterker toe dan het arbeidsaanbod, waardoor de werkloosheid verder afneemt tot 3,25%. Omdat de groeivertraging op korte termijn niet leidt tot een proportionele vertraging in de werkgelegenheidsgroei, neemt de arbeidsproductiviteit in de marktsector dit jaar slechts toe met 0,5%.
Voor 2002 voorziet het CPB, bij een gelijke economische groei als in 2001, een lagere werkgelegenheidsgroei van 1,25%. Het arbeidsaanbod zal volgend jaar dan ook naar verwachting harder groeien dan de werkgelegenheid, met een bescheiden stijging van de werkloosheid als gevolg. Na afronding op kwart %-punten blijft het geraamde werkloosheidscijfer constant op 3,25%.

Inflatie piekt in 2001
Het CPB voorziet voor 2001 een stijging van de consumentenprijsindex met 4,5%. Aan de hoge inflatie liggen zeer diverse oorzaken ten grondslag.
Om te beginnen zijn er enkele voorziene incidentele factoren zoals de verhoging van de BTW en de regulerende energie-heffing per 1 januari 2001, bij de invoering van het nieuwe belastingstelsel. Voorts spelen er onvoorziene incidentele factoren, zoals de wereldwijd hoge benzineprijzen vanwege tijdelijk verminderde raffinagecapaciteit en de hoge prijzen van vlees, vis en groente als gevolg van enerzijds BSE en MKZ en anderzijds het natte en koude voorjaar in Zuid-+Europa.

Daarnaast hangt de hoge inflatie ook samen met structurele factoren. Zo nemen de arbeidskosten per eenheid product dit jaar fors toe door een combinatie van hoge loonstijgingen en een lage arbeidsproductiviteit. Omdat bedrijven proberen deze stijgende arbeidskosten door te berekenen in de prijzen van hun producten, heeft dit een opwaarts effect op de het prijspeil. Ook toenemende invoerkosten dragen bij aan de hoge inflatie.
In 2002 blijft de inflatie naar verwachting beperkt tot 2,5%. De bovengenoemde voorziene incidentele factoren vallen volgend jaar weg; hetzelfde geldt naar verwachting ook voor de onvoorziene incidentele factoren. Bovendien zullen de invoerkosten waarschijnlijk dalen in 2002. Daar staat tegenover dat met name de verdere toename van de arbeidskosten per eenheid product weer leidt tot een stijging van de consumentenprijsindex (CPI).

Verder in CPB Report 2001/2
Deze meest recente ramingen van het CPB voor de ontwikkeling van de wereldeconomie en de Nederlandse economie staan in het vandaag verschenen nummer van CPB Report. In dit Engelstalige kwartaaltijdschrift presenteert het CPB voorts eigen economisch onderzoek over uiteenlopende onderwerpen. Zo besteedt CPB Report 2001/2 onder meer aandacht aan: ouderschapsverlof; potentiële groei; UMTS-veilingen; belastingconcurrentie en belastingcoördinatie; kosten-baten-analyse van hogere collegegelden; marketing van geneesmiddelen; en klimaatbeleid.

Is verhoging collegegelden wenselijk?
De Nederlandse overheid betaalt ongeveer driekwart van de directe kosten van hoger onderwijs. Het CPB heeft een globaal kader ontwikkeld voor een sociale kosten-baten-analyse van een verhoging van de eigen bijdrage van studenten, de collegegelden. Conclusie is dat een verhoging van collegegelden met bijvoorbeeld 1000 gulden per jaar voor de maatschappij als geheel winst kan opleveren. Alleen in het pessimistische scenario dat de verhoging van collegegelden een sterke negatieve invloed heeft op het aantal inschrijvingen aan universiteiten en hogescholen, kan deze verhoging negatief uitpakken.
Voorts concludeert het CPB dat de voordelen van verhoging van collegegelden kleiner worden naarmate de desbetreffende opleidingen grotere positieve effecten hebben op de maatschappij als geheel. Dit zou ervoor kunnen pleiten om de bijdragen uit belastingmiddelen vooral te richten op studierichtingen met een hoog maatschappelijk nut zoals medicijnen, technische wetenschappen en onderwijs.

Ouderschapsverlof
De meeste ouderschapsverlofregelingen in Nederland voorzien alleen in onbetaald verlof. Invoeren van een wettelijke regeling voor betaald ouderschapsverlof zal bevorderen dat ouders met jonge kinderen arbeidsmarktparticipatie combineren met de zorg voor hun kinderen.
Uit onderzoek van het CPB blijkt dat betaald ouderschapsverlof per saldo echter niet zorgt voor extra arbeidsaanbod. Het lange-termijn effect van een dergelijke maatregel zal zelfs zijn dat het arbeidsaanbod in uren zal afnemen, zowel bij ouders die in aanmerking komen voor betaald ouderschapsverlof als bij andere werknemers (die meer premie moeten betalen en voor wie werken daarom minder aantrekkelijk wordt).
Desondanks kan betaald ouderschapsverlof een aantrekkelijke beleidsoptie zijn om andere doelen te bereiken, zoals een rechtvaardiger verdeling van formeel werk en informele zorg tussen mannen en vrouwen, of een herverdeling van inkomen ten gunste van werkende ouders.