Verklaren verschillen in vaardigheden de verschillen in schooladvies naar sociaaleconomische status?
Het CPB onderzocht hoeveel van de gevonden verschillen in schooladvies tussen leerlingen met een verschillende sociaaleconomische status te verklaren zijn door verschillen in cognitieve vaardigheden en hoeveel door overige vaardigheden en andere achtergrondfactoren. Uit het onderzoek blijkt dat het schooladvies van kinderen met vergelijkbare vaardigheidsniveaus gemiddeld bijna een half onderwijsniveau lager ligt als hun ouders niet hoogopgeleid zijn. Bij een gemiddeld vaardigheidsniveau betekent dit bijvoorbeeld dat kinderen van hoogopgeleide ouders een gemengd vmbo-gt/havo-advies krijgen, terwijl kinderen van lager opgeleide ouders met dezelfde vaardigheidsscores een enkelvoudig vmbo-gt-advies krijgen. Uit het onderzoek blijkt ook dat het schooladvies van kinderen met een migratieachtergrond vrijwel gelijk is aan of zelfs iets hoger ligt dan dat van kinderen zonder migratieachtergrond met hetzelfde vaardigheidsniveau.
Verklaringen
Bijna de helft van het verschil in schooladvies naar het opleidingsniveau van de ouders hangt dus niet samen met de cognitieve vaardigheden van de kinderen. Hun overige vaardigheden, zoals werkhouding en motivatie, spelen ook een rol, maar deze verklaren slechts enkele procenten van het verschil in schooladvies. Met behulp van aanvullende informatie over het huishouden, de school en de woonplaats kan in totaal 71% van het verschil verklaard worden. Uiteindelijk blijft dus een kleine 30% van het verschil in schooladviezen naar het opleidingsniveau van de ouders onverklaard. De heroverweging na de centrale eindtoets aan het einde van de basisschool leidt gemiddeld genomen niet tot een verkleining van het verschil in schooladvies naar het opleidingsniveau van de ouders.
Oplossingsrichtingen
Het verschil in schooladviezen – ook voor zover dit verklaard kan worden door school- of gezinskenmerken – kan bijdragen aan kansenongelijkheid. Voor het verkleinen van het verschil in schooladviezen bieden andere wetenschappelijke onderzoeken enkele aanknopingspunten. Zo zou een mentorsysteem in het primair onderwijs voor achterstandsleerlingen en hun ouders een bijdrage kunnen leveren, of het informeren van leerkrachten over de mogelijke rol van onbewuste (voor)oordelen. Verder is het mogelijk behulpzaam als – in lijn met een advies van de PO- en VO-Raad – het primair onderwijs meer informatie ontvangt van het voortgezet onderwijs over de verdere onderwijsloopbaan van hun voormalige leerlingen.