27 januari 2022

Vervolgonderzoek experimenten Participatiewet

CPB evalueert experimenten bijstand

Persbericht
Als bijstandsgerechtigden ontheven worden van hun verplichtingen, zoals actief werk zoeken en aangeboden werk aannemen, heeft dat geen negatief effect op de uitstroom naar werk. Na afloop van de ontheffing zijn er soms positieve effecten op uitstroom. Ook andere maatregelen laten soms positieve effecten zien, maar dit verschilt per gemeente. Met name in de gemeente Utrecht waren de effecten van de onderzochte maatregelen positief. Dit blijkt uit het ‘Vervolgonderzoek experimenten Participatiewet’ van het Centraal Planbureau (CPB) naar de effecten van experimenten in de gemeenten Deventer, Utrecht en Wageningen.
Op zoek naar een baan en aan de slag

Van Utrechtse bijstandsgerechtigden die werden ontheven van hun verplichtingen, werkte bijna twee jaar na het experiment 24% meer dan 12 uur per week, ten opzichte van 15% in de vergelijkingsgroep die de reguliere aanpak volgde. Het is echter onduidelijk of dit komt door een terugkeer naar de reguliere verplichtingen, zoals solliciteren, of door andere mechanismen. In de gemeenten Deventer en Wageningen werd helemaal geen effect gevonden.

Overige maatregelen

Als bijstandsgerechtigden meer worden begeleid, vergroot dat ook soms de uitstroom naar werk, maar deze uitstroom groeit niet verder nadat de begeleiding wordt gestaakt. Meer ruimte om naast de uitkering bij te verdienen vergroot soms ook de kans op uitstroom naar werk. Deze uitstroom vlakt af of daalt wanneer de bijverdienmogelijkheden worden stopgezet. Op de langere termijn stromen bijstandsgerechtigden die meer mochten bijverdienen soms juist minder vaak uit naar een voltijdsbaan. Dit komt mogelijk doordat ze specifiek naar deeltijdbanen hebben gezocht en vervolgens in deze banen zijn gebleven.

Meer onderzoek nodig

De experimenten hebben niet in alle gemeenten geleid tot een duidelijk effect en veelal zijn de resultaten met veel onzekerheid omgeven. Ook zijn de experimenten in de verschillende gemeenten lastig onderling te vergelijken, omdat ze per gemeente anders zijn vormgegeven. Bij toekomstige experimenten is het belangrijk om minder maatregelen tegelijk te testen, om meer precieze uitspraken te kunnen doen. Voor de evaluatie is alleen gekeken naar de uitstroom naar werk, maar de experimenten hebben mogelijk ook andere (positieve) effecten gehad, zoals op gezondheid, het gebruik van andere sociale voorzieningen of problematische schulden. Verder onderzoek is nodig om dat in kaart te brengen.

Achtergrond

Tussen 2017-2019 hebben in zes gemeenten experimenten met de bijstand plaatsgevonden. Het doel van de experimenten was te onderzoeken welke maatregelen effectief zijn om bijstandsgerechtigden gedeeltelijk of volledig uit te laten stromen naar werk. Zo werden bijstandsgerechtigden ontheven van hun arbeids- en re-integratieverplichtingen, was er intensievere begeleiding naar werk of werden de mogelijkheden om naast de uitkering bij te verdienen uitgebreid. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft zes gemeenten aangewezen als experimenteergemeenten: Deventer, Groningen, Nijmegen, Tilburg, Utrecht en Wageningen. Op verzoek van SZW heeft het CPB de experimenten in 2020 al geëvalueerd. Destijds waren de data slechts tot en met september 2019 beschikbaar en ontbraken data over zelfstandig ondernemerschap. Voor het vervolgonderzoek, dat ook in opdracht van SZW is uitgevoerd, heeft het CPB gekeken naar uitkomsten tot bijna twee jaar na het einde van de experimenten, inclusief de effecten op zelfstandig ondernemerschap. De focus in het vervolgonderzoek lag op Deventer, Utrecht en Wageningen. 

Lees meer over