30 januari 2020

Stromen en ongelijkheid op de arbeidsmarkt

De Nederlandse arbeidsmarkt is in de afgelopen twintig jaar niet dynamischer geworden. Er lijkt eerder sprake te zijn van een lichte afname in dynamiek, mogelijk gedreven door de vergrijzing van de beroepsgeschikte bevolking: ouderen bewegen minder vaak op de arbeidsmarkt dan jongeren. Als we verder inzoomen op de transities die mensen maken, zien we wel dat sommige transities van en naar de arbeidsmarkt, zoals vanuit WW of bijstand naar werk, nu vaker of juist minder vaak voorkomen.

Dynamiek wordt gemeten als de mate waarin mensen wisselen van positie op de arbeidsmarkt. Werkenden wisselen niet vaker van positie op de arbeidsmarkt of van werkgever dan twintig jaar geleden. De mate van baancreatie en baanvernietiging bij bedrijven is ook niet toegenomen. 

Hoe is deze gelijkblijvende dynamiek te rijmen met de stijging in flexibele contractvormen als tijdelijke contracten en zzp’ers? Een deel van de verklaring is dat tijdelijke contracten vooral geconcentreerd zijn bij jongeren, en dat zij ook voorheen al vaak wisselden van positie.

Voor de meeste zelfstandigen geldt dat, als zij eenmaal zelfstandige zijn, ze dat vaak ook blijven. Tenslotte kunnen we twee aspecten van dynamiek niet meten: mensen die bij dezelfde werkgever van tijdelijk contract naar tijdelijk contract gaan, en zzp’ers en uitzendkrachten die van opdrachtgever wisselen. Beiden zijn mogelijk belangrijke verklaringen voor het beeld dat de dynamiek is toegenomen. Hoewel werknemers die bij dezelfde werkgever blijven met een ander contract niet bijdragen aan dynamiek, kan dit wel een gevoel van onzekerheid opleveren.

Net als de dynamiek, is ook de inkomensongelijkheid in besteedbaar inkomen nauwelijks veranderd. Het gaat hier om het huishoudinkomen gemeten over zes jaar, waarbij dus rekening wordt gehouden met tijdelijke fluctuaties in het inkomen door bijvoorbeeld ontslag of ziekte. Wel is er voor 20-jarigen sprake van een toenemende ongelijkheid voor latere cohorten. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat jongere cohorten langer studeren, waardoor ze pas op latere leeftijd een substantieel inkomen hebben.  Dit geldt met name voor de verdeling van het primair inkomen.

Dynamiek, in de vorm van tijdelijke contracten en ondernemerschap, is wel scheef verdeeld. Veel mensen hebben nooit te maken met tijdelijke contracten (tussen 2007 en 2016 geldt dat voor 57% van de werkenden), terwijl een kleine groep er vaak mee te maken heeft (1% had in die periode ieder jaar een tijdelijk contract).  Bij 50-65-jarigen is deze verdeling nog veel schever: ongeveer 80% van hen heeft geen tijdelijk contract gehad in die periode. Voor ondernemerschap geldt ook dat dit heel scheef verdeeld is, maar dat komt vooral doordat mensen als ze eenmaal ondernemer zijn, ze ook ondernemer blijven. 

Auteurs

Patrick Koot
Jochem Zweerink

Lees meer over