16 april 2014

Werken in goede gezondheid

Meer onderzoek nodig naar werkgeversprikkels ziekte en arbeidsongeschiktheid

Persbericht
Hoewel werkgevers in Nederland in internationaal perspectief veel verplichtingen hebben om hun werknemers gezond te houden, wordt in ons land meer uitgegeven aan ziekte en arbeidsongeschiktheid dan in andere landen. Dit suggereert dat er ruimte is voor verbeteringen.

Maar bij gebrek aan goed onderzoek is onduidelijk welke aanpassingen van het overheidsbeleid het meest effectief zijn. Dat schrijven Rob Euwals, Daniel van Vuuren en Bas ter Weel in de vandaag gepubliceerde CPB Policy Brief ‘Werken in goede gezondheid’.

De verantwoordelijkheid om mensen aan het werk te houden, of om gedeeltelijk arbeidsongeschikten weer aan het werk te krijgen, ligt voor een belangrijk deel bij werkgevers. Zij dragen deels de financiële gevolgen van ziekte en arbeidsongeschiktheid. Ten opzichte van andere OESO-landen zijn de Nederlandse werkgeversverplichtingen hoog. Maar ook de uitgaven aan ziekte en arbeidsongeschiktheid liggen in ons land boven het OESO-gemiddelde. Er lijkt derhalve ruimte te zijn voor verbeteringen.

Er zijn voldoende economische argumenten voor deze medeverantwoordelijkheid van werkgevers, onder andere om te voorkomen dat zij de kosten van ziekte en arbeidsongeschiktheid afwentelen op de samenleving. Aan de andere kant bestaat het gevaar dat werkgevers hun werknemers sterker selecteren op basis van gezondheidskenmerken, of dat ze werknemers met een mindere gezondheid onder slechtere voorwaarden in dienst nemen. De balans tussen deze ‘perverse effecten’ en de werkgeversverplichtingen is precair.

Momenteel is echter onvoldoende onderzoek beschikbaar om te bepalen hoe het bestaande beleid beter kan worden onderbouwd, of om de juiste omvang van de werkgeversverplichtingen vast te stellen. Daarvoor is meer onderzoek nodig, zo stelt het CPB vast.

Maar bij gebrek aan goed onderzoek is onduidelijk welke aanpassingen van het overheidsbeleid het meest effectief zijn.

Lees het bijbehorende persbericht.

Samenvatting
Beleidsmaatregelen om langer door te werken en de arbeidsmarktparticipatie van oudere werknemers te verhogen hebben mede geleid tot een stijging van de uittredingsleeftijd en een verdubbeling van het aantal werkende 55+’ers in de afgelopen 20 jaar. Naast deze successen is het ziekteverzuim en het percentage arbeidsongeschikten in Nederland in international perspectief hoog. Veel mensen halen de eindstreep niet of niet in goede gezondheid. De vraag is daarom hoe instituties, die participatie en langer doorwerken stimuleren, zoals de Participatiewet, kunnen voorzien in gezonde participatie tot aan het pensioen. Het huidige beleid legt de verantwoordelijkheid om mensen aan het werk te houden, of om gedeeltelijk arbeidsongeschikten weer aan het werk te krijgen, voor een belangrijk deel bij werkgevers. In internationaal perspectief zijn deze verplichtingen hoog, zoals op het terrein van de loondoorbetaling bij ziekte. Er zijn verschillende economischtheoretische redenen voor deze prikkels. De keerzijde, door economen geduid als ‘perverse effecten’, is dat werkgevers hun werknemers sterker selecteren op basis van gezondheidskenmerken en dat zij werknemers met een mindere gezondheid onder slechtere arbeidsvoorwaarden in dienst nemen. De balans tussen werkgeversprikkels en perverse effecten is precair. Uit het schaars beschikbare empirische onderzoek is op dit moment onvoldoende duidelijk hoe effectief de werkgeversverplichtingen op dit vlak zijn in Nederland.

Downloads

Werken in goede gezondheid
Engels, Pdf, 1.2 MB

Auteurs

Daniel van Vuuren
Bas ter Weel

Lees meer over