Het effect van woningbezit op arbeidsmobiliteit in Nederland: Oswald's theorie opnieuw bekeken
Eigen-woningbezitters veranderen minder vaak van baan, en worden ook minder vaak werkloos
Aangezien huurders doorgaans lagere transactiekosten hebben dan eigen-woningbezitters, lijkt het voor de hand te liggen dat eigen-woningbezitters minder verhuizen en minder van baan veranderen. Is dit ook het geval voor Nederland? Op basis van administratieve micro-gegevens heeft het Centraal Planbureau (CPB) deze vraag onderzocht.
Kans op verhuizen
Het blijkt dat de kans op verhuizen van werknemers met een eigen woning grofweg de helft is van die van huurders. Verder volgt uit het CPB-onderzoek dat werklozen met een eigen woning juist eerder verhuizen dan huurders. Dit zou erop kunnen duiden dat eigen-woningbezitters hogere woonlasten hebben dan huurders en derhalve eerder de noodzaak voelen elders een baan te vinden.
Kans op veranderen van baan
Ook komt uit het onderzoek naar voren dat eigen-woningbezitters inderdaad minder vaak van baan veranderen. De kans hierop is ongeveer 80% van die van huurders. Hierbij is het echter de vraag, in hoeverre eigen-woningbezit de oorzaak is van een geringere arbeidsmobiliteit, of eerder het gevolg ervan. Het laatste zou betekenen dat een grotere binding aan een werkgever bijdraagt aan de beslissing een eigen woning te kopen.
Kans op werkloosheid
Tot slot wordt gevonden dat werknemers met een eigen woning minder snel werkloos worden dan huurders. Hun kans om werkloos te worden is circa 45% van die van huurders. Dit suggereert, dat de binding aan een werkgever leidt tot een geringere baanmobiliteit, maar ook tot een geringere kans op werkloosheid.
Dit concluderen Michiel van Leuvensteijn en Pierre Koning in het recent gepubliceerde CPB Onderzoeksmemorandum no 173, The Effects of Home-ownership on Labour Mobility in The Netherlands: Oswald's Theses revisited. De auteurs baseren hun uitkomsten op empirisch onderzoek, waarin gebruik is gemaakt van individuele administratieve gegevens van loonontvangers, huurders en eigen-woningbezitters over de periode van 1989 tot en met 1998.
Lees ook het bijbehorende persbericht.
Deze zijn: I) Huizenbezitters hebben minder kans om te verhuizen dan huurders, II) Werkloze huiseigenaren hebben minder kans om te verhuizen dan werkloze huurders, III) Huiseigenaren hebben minder kans op een andere baan, want ze zijn niet bereid om te vertrekken uit de regio en IV) Huiseigenaren hebben meer kans om werkloos te worden.
Met behulp van individuele gegevens uit paneldata beschikbaar voor de arbeidsmarkt en de woningmarkt voor de periode 1989-1998, schatten we een kansmodel, dat overgangen op deze markten verklaart. We vinden bewijs voor de theorie van Oswald in twee gevallen: huiseigenaren in loondienst hebben minder kans om te verhuizen dan huurders, en veranderen ook minder vaak van baan. Echter, uit deze resultaten alleen kunnen we niet concluderen dat werknemers die een huis bezitten een slechtere arbeidsmarktpositie hebben dan huurders. In plaats daarvan maakt hun arbeidsmoraal hen minder kwetsbaar voor werkloosheid. Ook gaat Oswald's theorie niet op voor werkloze werknemers of voor mensen die niet participeren op de arbeidsmarkt. Werkloze huiseigenaren zijn nog meer geneigd te verhuizen dan huurders.
Dit is een Engelstalige publicatie.