22 augustus 2024
CPB Column - Jan-Maarten van Sonsbeek

Als het geld uit de hemel valt

Photo of Jan-Maarten van Sonsbeek
Hoe inflatie werkt, leerde ik al als jong kind. Uit de Donald Duck. Oom Donald liep over straat toen er een wonder gebeurde. Het regende geld in heel Duckstad. Oom Donald veegde al het geld dat ie kon vinden bij elkaar. Nu waren zijn kansen gekeerd en kon het echte leven als rijke eend beginnen. Als eerste ging hij naar de bakker om een grote taart te kopen. Maar de bakker was weg, op wereldreis. Dan maar naar de drogist om iets lekkers voor Katrien te kopen. Maar de drogist was ook gesloten. Niemand wilde meer werken nu het geld uit de hemel was gevallen. Het geld was in feite waardeloos geworden.
Jan-Maarten van Sonsbeek
Programmaleider bij het Centraal Planbureau
Photo of Jan-Maarten van Sonsbeek

In het echte leven valt er geen geld uit de hemel. Maar geld wordt wel minder waard, producten en diensten worden gemiddeld steeds duurder. Deze inflatie kan verschillende oorzaken hebben, zoals stijgende kosten die worden doorberekend of als de vraag naar producten veel groter is dan het aanbod. Meestal blijft de inflatie in Nederland binnen de perken. Maar kort na de coronacrisis en het begin van de Oekraïne-oorlog, liep de inflatie snel op, van rond de 2% per jaar tot ineens 10% in 2022. Dat veroorzaakte aanzienlijke onrust, want we merkten het allemaal bij onze boodschappen. Bovendien worden huishoudens verschillend geraakt door prijsstijgingen: lagere inkomens geven bijvoorbeeld relatief veel uit aan huur en energie. Inmiddels is de inflatie redelijk beteugeld en op een lager niveau gekomen. Maar dat gaat niet altijd zo. 

Hyperinflatie

Soms proberen landen hun uitgaven te financieren door extra geld bij te drukken. Maar hoe meer je bijdrukt, hoe minder het geld waard wordt en uiteindelijk loopt de inflatie uit de hand en gebeurt er hetzelfde als bij oom Donald. Iedereen is dan rijk op papier maar arm in de praktijk, omdat het geld waardeloos is geworden. Het meest bekende voorbeeld van zo’n hyperinflatie was in Duitsland in 1923. Op het hoogtepunt daarvan, eind 1923, verdubbelden de prijzen elke vier dagen. Een brood kostte 200 miljard Mark en het was goedkoper om de kachel met waardeloze bankbiljetten te stoken dan om er kolen voor te kopen. 

Ook van recenter datum zijn er verbijsterende voorbeelden van financieel wanbeleid dat tot hyperinflatie leidde. In Zimbabwe was de inflatie in 2008 onder Robert Mugabe opgelopen tot 80 miljard procent per maand. De prijzen verdubbelden daar elke dag. De regering liet bankbiljetten van 100 biljoen drukken (100.000 miljard), waar verzamelaars nu grif geld voor betalen. In de praktijk gebruikte niemand dat geld overigens. Door de economische chaos en hyperinflatie vielen de armere inwoners terug op ruilhandel en de rijkere op het gebruik van stabielere valuta, zoals de Amerikaanse dollar. Momenteel is de inflatie het hoogste in Venezuela, ons buurland dat onder Nicolas Maduro al geruime tijd door politieke en economische chaos wordt geteisterd. Op het hoogtepunt van de hyperinflatie daar verdubbelden de prijzen elke twee weken en werd het geld zo waardeloos dat creatieve Venezolaanse vluchtelingen hun bankbiljetten omzetten in prachtige kunstwerken.

Geld kan ook op andere manieren dan door (hyper)inflatie waardeloos worden. In de jaren negentig was ik in Myanmar waar de bankbiljetten in eenheden van 45 en 90 kyat kwamen. Geen land had zulke vreemde eenheden van geld. Naar verluid waren de eenheden er gekomen op voorspraak van de bijgelovige generaal die het land leidde en die een voorkeur voor negenvouden had. De werkelijkheid was volgens de mensen daar minder prozaïsch. De vreemde biljetten hadden van de ene op de andere dag de normale biljetten van 50 en 100 kyat vervangen, die direct onbruikbaar waren. Wie op goede voet met het corrupte regime stond, was van tevoren geïnformeerd en kon tijdig zijn contante vermogen veilig stellen. Wie niet de goede contacten had, was alles kwijt. 

Deflatie

Geld kan ook meer waard worden. Economen zijn voor deflatie vaak net zo bang als voor te hoge inflatie. Als de verwachting is dat de prijzen gaan dalen, gaan mensen grotere aankopen uitstellen en stagneert de economie. Het wordt dan aantrekkelijker om te wachten met een aankoop, dan om het geld meteen uit te geven, een scenario waarbij Dagobert Duck zich waarschijnlijk goed thuis zou voelen. Het meest bekende voorbeeld van langdurige deflatie was in de jaren dertig van de vorige eeuw, tijdens de wereldwijde economische crisis. In Nederland daalden de prijzen tussen 1929 en 1936 in totaal met 25%. 

Wat die Donald Duck mij ooit leerde, komt eigenlijk neer op een heel simpele les: als iets te mooi is om waar te zijn, is het meestal ook niet waar. Gratis geld bestaat nu eenmaal niet. Zo blijkt gezond verstand ook in de economie een goede leidraad.

  • meer over Jan-Maarten

alle columns en artikelen

Jan-Maarten van Sonsbeek

Programmaleider bij het Centraal Planbureau

  • meer over Jan-Maarten
Neem contact op

Lees meer over