Kansrijk arbeidsmarktbeleid: update sociale zekerheid
Het gebruik van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen neemt met ongeveer 0,5% toe bij een 1% hogere uitkering. Dit blijkt uit een reeks recent gepubliceerde onderzoeken, waarvan de belangrijkste een Oostenrijks onderzoek uit de periode 2004-2010 is. Deze zogenaamde ‘uitkeringselasticiteit’ van 0,5 betreft een halvering van de tot nu toe door het CPB gehanteerde elasticiteit. De oude elasticiteiten waren voornamelijk gebaseerd op één Canadees onderzoek uit de jaren tachtig. De recentere onderzoeken duiden op kleinere effecten in meer recente perioden. De concrete toepassing van deze algemene elasticiteiten (bijvoorbeeld bij doorrekening van beleidseffecten) blijft echter maatwerk: voor een vergelijking met de Nederlandse context is een vertaalslag nodig.
We veronderstellen dat in Nederland voor de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) als geheel een uitkeringselasticiteit van 0,5 geldt en binnen die WIA voor de Inkomensvoorziening Volledig en duurzaam Arbeidsongeschikten (IVA) een elasticiteit van 0,25 en voor de Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) van 0,75. Voor duurzaam volledig arbeidsongeschikten in de IVA is het normaal gesproken niet mogelijk om hun arbeidsaanbod aan te passen aan een verandering in de uitkering. Substitutie tussen de WGA en de IVA is echter nog steeds mogelijk en herstel is ook binnen de IVA niet helemaal uitgesloten. Daarom veronderstellen we ook voor de IVA een gemiddelde elasticiteit groter dan nul. Binnen de groep WIA-gerechtigden zijn mensen in de WGA, zeker de gedeeltelijk arbeidsongeschikten, relatief arbeidsmobiel. Vooral jongere werknemers, werknemers met een relatief goede gezondheid en individuen met moeilijk vaststelbare kwalen reageren sterker op veranderingen in de uitkering en zijn bovengemiddeld in deze groep te vinden. Dit maakt dat relatief meer mensen uit deze groep geneigd zijn om (extra) werk te zoeken.
Lees ook:
Authors
Het gebruik van werkloosheidsuitkeringen neemt met ongeveer 0,3% toe bij een 1% langere maximale uitkeringsduur. Dit blijkt uit een beschouwing van een reeks recent gepubliceerde onderzoeken, waarvan een Franse studie over de periode 2006-2012 de belangrijkste is (Le Barbanchon et al., 2019). De empirische literatuur levert geen directe geschatte uitkeringselasticiteit voor Nederland, maar suggereert wel dat een afname in de maximale uitkeringsduur zorgt voor een afname in het uitkeringsgebruik.
Bij een verandering van 1% in uitkeringshoogte neemt het gebruik van werkloosheidsuitkeringen toe met ongeveer 0,8%. Dit blijkt uit weging van een reeks recent gepubliceerde internationale onderzoeken, waarvan de belangrijkste een Spaans onderzoek over de periode 2012-2014 en een Fins onderzoek over de periode 2002-2005 zijn (Rebollo-Sanz en Rodriguez-Planas, 2019, Uusitalo en Verho, 2010).
Lees ook: