Industriebeleid VS is geen voorbeeld voor EU
Pieter Hasekamp
directeur of the CPB Netherlands Bureau for Economic Policy AnalysisVeertig jaar later heerst opnieuw somberheid over de Europese concurrentiepositie. De Franse president Emmanuel Macron stelt dat de toekomst van Europa gevaar loopt en pleit voor strategische autonomie, voor Europees industriebeleid en meer gezamenlijke financiering op EU-niveau. Bedrijvenkoepel Business Europe wil de concurrentiekracht vergroten door een Industrial Green Deal die lijkt op de Amerikaanse Inflation Reduction Act.
Met het oog op die concurrentiekracht bestelde de Europese Raad twee adviezen. Het eerste rapport van de Italiaanse oud-premier Enrico Letta verscheen in april en gaat over de Europese interne markt. Het tweede advies over industriebeleid, van Mario Draghi (ook oud-premier van Italië en voormalig ECB-president) wordt in juni verwacht. Opvallend: veel oproepen nemen de VS als inspiratie voor nieuw economisch elan. Is dat echter wel zo terecht?
Achterhaald verdienmodel
Op het eerste gezicht lijken de prestaties van de VS inderdaad superieur aan die van Europa. De economische groei ligt er hoger, het land is een magneet voor talent uit de hele wereld en durfkapitaal en techbedrijven als Amazon, Alphabet en Apple domineren de wereldmarkt.
Toch valt het nodige af te dingen op die analyse. In zijn boek The Great Reversal wijst econoom Thomas Philippon op het vastlopen van het Amerikaanse model. Hij toont overtuigend aan dat bedrijven daar meer marktmacht hebben en minder concurreren dan in Europa, met hogere prijzen en lagere economische dynamiek tot gevolg. De rol van lobby in combinatie met een disfunctionerend politiek systeem houdt achterhaalde verdienmodellen in stand. De luchtvaart, de bankensector, de zorg: ze zijn lachwekkend inefficiënt vergeleken met hun Europese tegenhangers. En de al genoemde techbedrijven maken weliswaar indrukwekkende winsten, maar zijn veel kleiner dan de industriële reuzen uit het verleden, waardoor ze veel minder bijdragen aan de productiviteit van de economie als geheel.
Vanwaar dan toch die hogere groei? Allereerst is het van belang te constateren dat bbp-toename niet zoveel zegt over welvaartsstijging. De Amerikaanse bevolking groeit een stuk sneller dan de Europese. Als we kijken naar het bbp per inwoner en corrigeren voor hogere prijzen en meer gewerkte uren, dan verdwijnt de Amerikaanse voorsprong. We kunnen ook nog kijken naar de kwaliteit van de groei: hoe welvaartverhogend vinden we meer gevangenissen, meer advocaten en een grotere zorgsector? En naar de maatschappelijke uitkomsten: minder gezondheid, meer vervuiling en meer ongelijkheid.
Kortom, de VS zijn in vergelijking met Europa misschien een prettiger plek voor sommige bedrijven, maar dat levert nog geen sterkere economie op, of een betere plek om te leven.
Geleende groei
In de tweede plaats wordt de Amerikaanse economische groei mogelijk gemaakt door geleend geld. De overheidsschuld bedroeg vorig jaar 122% van het bbp, tegenover 55% aan het begin van de eeuw. De Nederlandse schuldquote daalde in dezelfde periode van 52% naar 46%, en dan hebben we het nog niet over het verschil in ongedekte pensioenverplichtingen. De schuld van de VS blijft oplopen: vorig jaar was het tekort bijna 9% van het bbp, dit jaar nauwelijks lager. De conclusie is onontkoombaar: Amerikanen leven op de pof, en niet zo’n beetje ook.
Dat zou nog te verdedigen zijn als dat geleende geld ook weer wordt geïnvesteerd. Maar een blik op de deplorabele staat van de infrastructuur volstaat om die illusie weg te nemen. De Inflation Reduction Act biedt wat dat betreft niet meer dan een doekje voor het bloeden.
Hoeft Europa zich dan geen zorgen te maken? Toch wel: de aanpak waarmee de eurosclerose ooit succesvol werd bestreden, staat onder druk. De productiviteit stagneert, hervormingen op het terrein van arbeidsmarkt en sociale zekerheid zijn gestokt en staatssteun en protectionisme ondermijnen de concurrentie.
Het al genoemde rapport-Letta zet dan ook terecht de interne markt weer op de agenda. Europa moet bijvoorbeeld echt werk maken van de kapitaalmarktunie, door institutionele barrières weg te nemen en toezicht te harmoniseren. Zo kan privaat kapitaal grensoverstijgend zijn weg vinden naar de investeringen die nodig zijn om concurrerend te blijven.
We moeten afwachten waarmee Draghi komt, maar Europa moet oppassen voor industriebeleid met de Amerikaanse slag. Luister liever naar Letta.
Dit essay van Pieter Hasekamp is op vrijdag 17 mei 2024 ook gepubliceerd op de opiniepagina van Het Financieele Dagblad.
- more about Pieter
Pieter Hasekamp
directeur of the CPB Netherlands Bureau for Economic Policy Analysis
- more about Pieter
Recent CPB columns
- Van wie is de ruimte? - Jeroen Hinloopen
- Kinderwetje uit 1874 nog steeds actueel - Frits Bos
- Misverstanden plagen aanpak van productiviteit - Pieter Hasekamp