Nederlandse brievenbusbloemen, uit Kenia
Marcel Timmer
onderdirecteur of the CPB Netherlands Bureau for Economic Policy AnalysisMaar dan toon ik een foto van een lelijke donkere hal met een veilingklok en druk telefonerende mensen. En zaai verwarring. Wij verdienen ons geld niet met bloemenkweek. We exporteren bloemen, maar het overgrote deel daarvan wordt al lang niet meer in Nederland gecultiveerd. Bloemenkweek is te arbeidsintensief. Dat kan goedkoper elders, in Midden-Amerika, en bovenal in Oost-Afrika.
Activiteitenbril
Wij verdienen het geld in Nederland door andere activiteiten uit te voeren: bijvoorbeeld via het organiseren van de transport- en distributienetwerken, zoals de veiling. Maar ook de ontwikkeling van nieuwe cultivatietechnologieën of het bedenken van slimme marketingcampagnes voor Valentijnsdag. Activiteiten in de waardeketens van bloemen en veel andere goederen hebben zich internationaal verspreid. En dat roept om een nieuw perspectief op handel en productie: het activiteitenperspectief. In recent CPB onderzoek hebben we dit perspectief toegepast op de Nederlandse export. Met welke werkzaamheden verdienen we nu eigenlijk ons geld?
Specialist in dienstenactiviteiten
Het onderzoek richt zich op Nederlandse activiteiten in de wereldwijde productie van goederen, van tulp en kleding tot verf, machines en auto’s. De structuur van de Nederlandse werkzaamheden in waardeketens (global value chains, GVCs) is flink veranderd. Het aandeel van productieactiviteiten daalde (zoals banen aan de lopende band, of de handmatige productie van boeketten), terwijl het aandeel van professionele dienstenactiviteiten steeg (bijvoorbeeld in consulting, marketing en distributie). Deze trend is al sinds de jaren 90 in Nederland ingezet en blijft zich doorzetten. Bovendien is het een trend die in veel ontwikkelde economieën heeft plaatsgevonden [zie hier en hier]. Nederland valt internationaal op door een in vergelijking met andere EU landen hoog aandeel van professionele dienstenactiviteiten en een opvallend laag aandeel van productieactiviteiten in GVCs (zie figuur). Dit geldt ook voor de Scandinavische landen. Duitsland en Oostenrijk zijn vooral gespecialiseerd in ingenieursactiviteiten, terwijl in Spanje en Oost-Europa nog relatief veel productie-activiteiten plaatsvinden ten opzichte van andere EU landen.
Nieuwe blik, nieuwe inzichten
Met deze nieuwe kijk op de Nederlandse industrie wordt het duidelijk dat grenzen tussen sectoren, zoals de maakindustrie en diensten, vervagen. De toegenomen dienstenactiviteiten vinden niet alleen in de maakindustrie plaats, maar juist ook daarbuiten. Een beleidsdoelstelling over de grootte van de maakindustrie in bbp-termen (zoals onlangs voorgesteld) past daar niet bij. Analyses van waardeketens en de rol van Nederlandse bedrijven daarin passen des te beter. Daarin kan ook gerichter aandacht zijn voor het borgen van publieke belangen voorbij het bbp zoals handelsschokbestendigheid en het borgen van strategische geopolitieke doelen, veelal op Europees niveau. Hierbij blijft het wel zaak om een oude les in acht te nemen. Internationale specialisatie voltrekt zich bij vrije grenzen volgens het principe van comparatief voordeel. Dat betekent dat een activiteit vaak plaatsvindt op die plek waar de benodigdheden zoals arbeid, energie en infrastructuur het ruimst voorhanden zijn in vergelijking met andere plekken. Op deze manier georganiseerd vinden activiteiten plaats op de plek met de minste kosten. Het behoeft geen betoog dat de comparatieve voordelen van de Nederlandse economie aan het verschuiven zijn. De sluiting van het Groninger gasveld en geplande afbouw van fossiele energiesubsidies doet de prijs van energie stijgen ten opzichte van veel andere landen. Krapte op de arbeidsmarkt heeft de prijs van lager geschoolde arbeid opgedreven. En restricties op het gebied van milieu (zoals stikstofruimte) en leefomgeving (grond) zijn eveneens toegenomen. Bestaande activiteiten die floreerden op onze oude comparatieve voordelen zullen moeten plaatsmaken voor nieuwe activiteiten die beter passen bij de veranderende omstandigheden.
Valentijnsdag
De internationale arbeidsverdeling zet zich dus voort. Sinds kort test een grote bloemenhandelaar de productie van zogeheten ‘brievenbusbloemen’ in Kenia. Deze speciaal in folie verpakte bloemen passen door de brievenbus, maar zijn erg bewerkelijk, dus ideaal voor uitbesteding aan het arbeidsrijke Kenia. De tulp zal op deze manier ook in de toekomst nog steeds een Nederlands exporticoon zijn. Brievenbusbloemen uit Kenia, made possible by Holland. En als dat volgens de richtlijnen voor IMVO (Internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen) gebeurt, is het Happy Valentijn voor iedereen.
Bron: CPB (2024): https://www.cpb.nl/nederlandse-dienstenactiviteiten-globale-goederenproductie
- more about Marcel
Marcel Timmer
onderdirecteur of the CPB Netherlands Bureau for Economic Policy Analysis
- more about Marcel
Recent CPB columns
- De les van de oliebollentest - Marielle Non
- Van wie is de ruimte? - Jeroen Hinloopen
- Kinderwetje uit 1874 nog steeds actueel - Frits Bos